zaterdag 21 april 2012

De levensboom - Marga Peters


De levensboom    (Marga Peters)

Bijna alle volkeren van de aarde geloofden vroeger -en sommi­gen doen dat nu nog- dat er in het midden van de aarde een boom stond waaruit alle levende dingen geboren werden.

De oude Germanen hier in Europa, de Indianen van Noord-Ameri­ka, de volken uit Siberië in Azië, de Afrikaanse volken, de mensen uit Indië, de mensen van de eilanden van de Grote Oceaan...., ze hadden allemaal wel een verhaal over een le­vens­boom waarvan zij geloofden dat hij het leven op aarde had gebracht.

Die verhalen zijn allemaal gelijk en toch weer anders: soms is de boom groot, soms is hij klein.
Soms is het een eik, of een linde, een es of een olijfboom, een berk of een tulpen­boom.
Soms groeit hij tot in de hemel, soms staat hij op zijn kop en groeien zijn wortels in de lucht en zijn takken in de aarde (de omgekeerde boom).
Soms spreekt de boom (de boom van Alexander de grote), en soms maakt hij muziek (de rinkeltin­kel­boom).

Maar de verschillende verhalen over de boom bevatten veel zelfde dingen en die zijn ongeveer als volgt:


Vroeger, heel lang geleden, stond er een boom, ergens,
 -nie­mand weet waar precies- , in het midden van de aarde.

Hij was altijd groen, altijd in bloei, en in zijn takken zaten de dieren en de planten van de hele wereld, en ze groeiden er allemaal tegelijk in.

De Alzaadvogel woonde ook in de levensboom en pikte met zijn grote snavel voorzichtig de zaadjes op die de dieren en plan­ten van de levensboom lieten vallen.

Dan vloog de Alzaadvogel weg, op reis door de hele wereld, om er al die verschillende zaden te verspreiden.
Zo werd het zaad van alle levende dingen over de hele aarde rondgebracht.

De levensboom groeide aan de levensbron, een wonderbaarlijke bron waarvan men geloofde dat daarin de zieltjes van de onge­bo­ren kinderen sliepen.

Wanneer het hun tijd was om geboren te worden werden ze door de Vogel naar de mensen gedragen.
(Herinner je je dat de mensen vroe­ger aan hun kinderen vertel­den dat de babies door de ooievaar werden ge­bracht ?)

De wind die in de boom ruiste was de stem van de natuurgeesten of de muziek van de goden, want in die tijd geloofden de mensen nog dat er goden en geesten bestonden en die woonden na­tuurlijk allemaal in de buurt van de boom.


(Soms hingen de mensen, of hangen ze, zoals bijvoorbeeld van­daag nog in Siberië het geval is, stukjes glas en stenen, of flesjes, in een boom.
Als het gaat waaien schommelen de grote en kleine flesjes aan de touwtjes aan de takken door elkaar.

Volgens een notenschrift dat alleen de wind kan lezen tikken ze nu eens zacht, dan weer harder tegen elkaar: dit is
de muziek der sferen, de muziek van de natuur die niet kan lezen en schrijven maar toch voor zich spreekt en zingt voor wie het horen wil.)

Onder de levensboom, tussen zijn majestueuze wortels, woonden de lotsvrouwen, die het leven van elke mens op deze aarde wikken en wegen.

Drie zussen waren het en ze hadden elk hun eigen taak: de eerste was Spinster, zij spon de levensdraden van de mens; de tweede was Weefster, zij weefde met de draad het leven van de mens; de derde was Knipster, zij knipte met haar vlijmscherpe nagels de levensdraad af.

Alle drie bepaalden ze het leven van de mens vanaf zijn ge­boor­te tot zijn dood.

---------------------------------------------------

Tot daar een paar verhalen over de levensboom, zoals ze op aarde ooit zijn gehoord en doorverteld en opgetekend in de boeken.

De mensen vroeger geloofden echt in de levensboom, en toch weer niet echt: het was een SYMBOOL, iets wat niet echt is en waarin je toch gelooft omdat er een kern van waarheid inzit.

Waarom hadden de mensen vroeger toch zo'n diep respect voor bomen dat ze er een heilig symbool van maakten ?

Dat heeft veel redenen.

Eén reden dat mensen heilig respect hadden voor bomen is omdat ze zo mooi de seizoenen weergeven en de jaarlijkse cyclus van de natuur -  dat merken we aan de vallende bladeren in de herfst en aan de terug ontluikende botten in de lente.
Een boom gaat als het ware nooit dood, ook al ziet hij er helemaal kaal uit.

Een tweede reden was dat bomen zo mooi de wereld samenvatten: ze zitten in het onderaardse (met hun wortels), ze bewonen het aardop­pervlak (met hun stam en eerste vertakkingen) en ze reiken tot aan de hemelse hoogten (met hun bovenste takken en kruin).

Een andere reden is het verband met het leven en de dieren in het bijzonder: insecten en kleine dieren wonen tussen de wortels en de takken en dienen als voedsel voor de vogels die boven in de boom leven.

De rotte bladeren maken de aarde vruchtbaar.
In de vruchtbare aarde kan vanalles groeien dat weer tot voedsel dient van andere levensvormen.
De boom is een kringloop van leven.

En je kan er onder schuilen als het regent of wanneer de zon steekt of er zomaar onder gaan zitten mijmeren -een boom geeft het gevoel van rust en bescherming.

Een vierde verklaring voor het heilige respect dat mensen hadden voor bomen is dat bomen de vier ele­menten van de wereld bij elkaar houden: water (opgezo­gen door de wortels), lucht (opgeno­men door de bladeren), aarde (waarin de wortels zitten) en vuur (dat ontstaat bij het wrijven of verhitten van het hout).

(De eerste mensen hebben waarschijnlijk het vuur ontdekt door het te bewaren uit brandende bomen na blikseminslag.)

En tenslotte IS de boom WERKELIJK ook de levensbrenger op deze aarde:
na de oerknal uit het begin der tijden, toen de elemen­ten langzaam gescheiden werden en uit het slib van de eerste mini-micro-levensvor­mpjes plantjes begonnen te groeien, ontston­den er -na verloop van miljoenen en miljoenen jaren- de eerste oerbomen.

En dan pas is het leven zoals we het nu kennen en het ons nu kunnen voorstellen ook werkelijk begonnen: vogels, reptielen, zoogdieren en ... oermensen, ze woonden allemaal in en op en rond de vruchtbare boom die voedsel, onderdak en bescher­ming gaf.

De wonderlijke keten van het leven op aarde is pas goed op gang gekomen dankzij de aanwezigheid van bomen die leven mogelijk maakten (zuurstof, humus), leven herbergden (dieren) en het leven tot voed­sel dienden -leven, dat op zijn beurt weer gegeten werd door ander leven, zoals planteneters opgege­ten werden door vlees­ete­rs.

Zelfs de mens dankt zijn ontstaan rechtstreeks aan de aanwe­zigheid van bomen, want hij is niets anders dan een uit de boom gekomen aap.

Misschien is dit alles bewaard gebleven in de diepste herinne­ringen van de mensen en worden bomen tot op de dag van vandaag door velen, maar helaas niet meer door iedereen, gerespec­teerd.


Omdat de boom met zijn wortels en zijn takken de wereld omvat werd hij vroeger Wereldboom genoemd.
Omdat er ontelbare diersoorten in wonen en omdat hij voor al het leven op aarde zorgt werd hij Levensboom genoemd.

Daarom moeten wij ook zorgzaam zijn voor de bomen, want zonder hen was er geen leven geweest op aarde en leefden wij nu ook niet.

Zonder bomen is het geen leven meer. Letterlijk dan.


-------------------------------------------------------------

Luister eens met je ogen toe naar het volgende gedicht en beeldt je in dat je langzaam een boom wordt:


Boombeschrijving        (van Hans Andreus)

Bomen zijn werkelijk
Hun bladeren praten werkelijk
met woorden veelzeggend en letterloos.

Hun toppen zingen
Hun stammen zwijgen
hoorbaar.

Hun wortels houden
van de aarde.

Bij een boom
staande moet ik wel
ademen als een boom.

Naar een boom
ziende zie ik
hemel en aarde in elkanders
armen.

Want een boom
een boom is een bruiloft.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten