zaterdag 21 april 2012

Het verschil tussen mythen, fabels & legendes - Marga Peters


Verschil tussen mythen, fabels en legenden. (Marga Peters)



Mythe:

<middeleeuws latijn: mythus
<grieks: muthos
= gesproken woord
= verhaal
= wereldbeschouwelijke overlevering
= fabel

Mythologie:

<grieks: muthos (gesproken woord) + logos (gesproken woord)
= het geheel van de mythen van een bepaald volk
= het vertellen van mythen
= de studie van mythen

Fabel

<latijn: fabula
= verhaal van een gebeurtenis
= een verhaal in dichtvorm
<fari
= spreken door goden, orakels, zieners, dichters
= bezingen
= faam
= een opgesmukt losstaand verhaal over een wonderlijke gebeur­-    tenis

Legende:

<latijn: legere, legenda
= wat (voor)gelezen moet worden
= voorlezing uit een boek met heiligenlevens
= voorlezing uit de bijbel
= verhaal over een heilige of iemand uit de oudheid
= verhaal van een wonder
= sage

Sage:

<middelnederlands: sage, zage
= zeggen, wat men zegt, verhaalt
= volksverhaal in de 19° eeuw

Verhaal:

<middelnederlands: verhalen
= ophalen, erbij halen
= verslag geven van iets
= vertellen


Vertellen:

waarschijnlijk te maken met vertalen:
<middelnederlands: vertalen
= van de ene taal in de andere overbrengen
= verdedigen
= zich uitdrukken

Taal:

<middelnederlands: tale, tael
= wat iemand zegt, gesprek
= getal
<oudsaksisch: tala
= getal
= spraak
<oudfries: tale, tele en <oudengels: talu
= getal, taal, verhaal
--> tellen, vertellen

Sprookje

<middelnederlands: sproke:
= spreken
= middelnederlands verhaal in verzen
= spreuk
= verzonnen vertelling


Al deze uitdrukkingen staan taalkundig nauw met elkaar in verband.
Het draait allemaan rond taal, wat mensen elkaar vertellen (iets dat echt gebeurd is, hier of ver weg, of verzonnen, of beiden) en hoe (in dichtvorm, gezongen, of opgesomd (=tellen).

In het moderne taalgebruik wordt er wel een verschil aange­voeld tussen mythes, sagen, legenden enz.

Mythes zijn beschouwingen over de wereld van magisch-
religieuze aard.


religie

<latijn: relegere
= weer bijeenlezen, opnieuw doorlopen
= telkens overwegen, weer aan elkaar verbinden
= nadenken over hoe de dingen in elkaar zitten


religie is een veel beter woord dan godsdienst omdat er veel geloofssystemen zijn zonder god(en), of waar er naast de god(en) ook nog andere bovennatuurlijke figuren een even belangrijke rol spelen: geesten, zielen of voorouders (dit zijn de doden die onzichtbaar in een andere wereld verder leven) en magische figuren (die toverkracht hebben);



magie

<grieks: mageia
= geleerdheid
= toverij
= (later) bedrog


tover

<oudnoors: taufr
<oudengels: teafor
= roede, staf
= (rode) stof
= zalf
= tovermiddel


Mythen zijn magisch-religieuze verhalen waarin een verklaring in verhaalvorm wordt gegeven over het waarom van de dingen:
waarom de dingen zijn zoals ze zijn en vaak ook hoe ze ont­staan zijn.

Mythen geven in verhaalvorm een antwoord op de kapitale le­vensvragen:
vanwaar kom ik ? (geboorte)
wat doe ik hier ? (deelname aan het goddelijk scheppingsritme)
waar ga ik naartoe ? (dood en reïncarnatie of toegang tot het paradijs)
welke natuurelementen zijn het belangrijkst en daarom heilig ?
(heilige plaatsen en heilige dingen)
welke tijdselementen zijn het belangrijkst en daarom heilig ?
(heilige momenten in de jaarcyclus en de levenscyclus).


Mythen gaan weliswaar over fantastische wezens en situa­ties die nooit in het echt bestaan hebben, maar bevatten ook een verdichte vorm van waarheid.

Verdicht: zowel in de betekenis van dichten (verzen maken) als dicht (nauw aaneensluitend, in elkaar gegroeid).

De taal van de mythen is een symbolische taal.

Symbool:

<latijn: symbolus
<grieks: sumbolos
= afgesproken herkenningsteken
= voorstelling, beeld, teken
= zinnebeeld

We kunnen de symbolen uit de mythe pas begrijpen als we hun betekenissen kennen die ze hadden in de cultuur van het volk waar de mythe verteld werd.


Vele mythische symbolen zijn universeel: dit wil zeggen: ze beteken overal ter wereld ongeveer hetzelfde.

Eén voorbeeld: de levensboom is overal ter wereld het symbool van de groeikracht van de natuur.

Uit de duizenden en duizenden mythen die we kennen van de verschillende volken op aarde hebben we gekozen voor de mytho­logie van de oude Germanen en Kelten, omdat zij onze voorou­ders zijn (Germanen en Kelten, dat zijn wij, hun afstammelin­gen) en omdat wij in de hedendaagse rituelen (zowel van kerke­lijke als van volkse aard) nog steeds de oude symboliek kunnen terugvinden.


Waar zijn de mythen ontstaan ?


Mythen onstonden overal ter wereld in de geesten van de mensen die zeer nauw verbonden leefden met de natuur.

Dat verklaart ook waarom er in de moderne industriële stede­lijke maatschappijen bijna geen plaats meer is voor mythen.
(Daar leeft nog slechts één soort mythe, nl. dat geld gelukkig maakt.)

Waar en wanneer kwamen er mythen voor ?

Vroeger overal in Europa, ook bij ons, tot ongeveer in het midden van deze eeuw, totdat de mens zijn natuurlijk ritme en milieu verliet in ruil voor steden, materiële vooruitgang en onder­wijs voor iedereen.

Mythen komen nog steeds voor bij niet-westerse volken in alle delen van de wereld die nog geen deel hebben aan de economi­sche, technologische en wetenschappelijke vooruitgang.

Vaak wordt de mythe niet meer begrepen en als irrationeel en primitief afgedaan.

Dat komt omdat wij de taal van de natuurreligie en de natuur niet meer verstaan.

Vroeger zag de boer de symbolen uit de mythe bevestigd in zijn akkers.
Vanaf de jaren '50 veranderde de mens van boer in arbeider, bediende, bio-industrieel.
De eeuwenoude natuurreligie en het mythologisch erfgoed verlo­ren hun band met de hedendaagse werkelijkheid.

De moderne mens slaagt er niet meer in de evenwijdigheid tussen zijn geest en zijn stof in het nu te ontwaren, zoals de eenvoudige volksmens dat 50 jaar geleden wel nog kon.

Dat is de prijs van onze vooruitgang, en ik vraag mij soms af of de nadelen op lange termijn niet groter zullen zijn dan de voordelen.


Natuurgevoel kennen wij niet meer.


Om de oud-germaanse en oud-keltische mythen te begrijpen, en de rituelen die er op teruggaan, moeten wij ons kunnen inleven wat het betekent om enkel en alleen door de natuur omringd te zijn en wat het betekent om voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk van haar te zijn.

s'Avonds waren er geen tv's, lichten, geluiden.
(Wie is er ooit al gaan kamperen zonder camping ?)

Men zat aan de haard (vuur = licht) en vertelde...

Vanaf de maand november begon het merkbaar kouder te worden.
Flarden mist trokken over het land (zoals nu maar niet in de veilige omgeving van de stad of het wegennet).

Tegelijkertijd werden de dagen korter, het licht bleef weg, en op de donkerste dagen bleef het de hele dag schemerig.

Zonder licht zie je geen hand voor je ogen, en kan je dus ook niet werken.
De natuur stopte met groeien, alles lag stil.

Het was alsof er een koude donkere mist uit een andere wereld voorbijtrok en alles voelbaar aanraakte.
De kilte drong overal door, te samen met de stilte.

Het was alsof de dodenwereld in een mantel van mist op aarde voorbijtrok.

Soms staken er plots stormwinden op die alles door elkaar bliezen en als de storm was gaan liggen kwam weer de stille kilte over het land.

Uit de mythische overleveringen en rituelen van vroeger kunnen wij opmaken dat de mensen toen geloofden dat de dodenwe­reld op aarde voorbijtrok, aangevoerd door Wodan, de zielen­leider en stormgod.

De tijd zelf stond stil en maakte plaats voor een magische periode waarin de goden, geesten en zielen s'nachts rondjoel­den.

Toch moet deze magische tijd niet begrepen worden als een periode van volslagen angst.

Zij werd ook beschouwd als een steeds terugkerende periode van duisternis die het licht voorafgaat, zoals de winter de lente voorafgaat, de nacht de dag en de dood het leven.

(Wie intens met de natuur samenleeft weet dat de dood het leven voorafgaat.)

Dit is slechts één voorbeeld van de symboliek die uitgedrukt werd in de mythen en de rituelen.
Het was geen holle of valse symboliek want zij vond in de geesten van de mensen regelrecht aansluiting met de waarneem­bare werkelijkheid van de hun omringende natuur.


Wat je nog moet weten wil je de taal van onze mythen begrij­pen.


In de wereldbeschouwing van de Kelten en de Germanen (wij zijn van half-Keltische, half-Germaanse oorsprong) spelen vier elementen een belangrij­ke rol:
water
aarde
vuur
lucht.

De aarde is geschapen door de kracht van deze vier elementen.
Alle leven komt voort uit het water.

De voortdurende herschepping van de natuur gebeurt dankzij de goddelijke/magische drijfkracht van de seizoenen:
winter-aarde
lente-vuur
zomer-lucht
herfst-water.

Bijvoorbeeld: tot de vorige eeuw werd in Ierland elk kind na de geboorte in een ritueel in contact gebracht met water, op de grond gelegd, bij het haardvuur gehouden en overblazen.

De symboliek van dit ritueel zal je ondertussen nu kunnen begrijpen.

Zelfs in het kerkelijke doopritueel vinden we de vier elemen­ten terug:
water: het kind wordt boven de doopvont met water gedoopt;
vuur: het branden van de doopkaars;
aarde: (vroeger) het kind in aanraking brengen met de altaar­ ltaar-
       steen;
lucht: het inblazen van de geest door de priester.

(Vanaf de 7° eeuw na Xs werden onze streken gekerstend of verchristelijkt: dit wil zeggen dat de oude Germaanse en Keltische symboliek en mythen zeer langzaam versmolten met  nieu­we mythen uit het zuiden (de bijbel en Jezus).
Maar de oude mythen bleven doorleven in de rituelen en de symbolen van de nieuwe godsdienst, vaak onder een laagje vernis weggestoken.
Wie daar doorheen kan kijken begrijpt de essentie van de religie.)

Verder deelden de Kelten en Germanen hun leefruimte (land­schap, natuur) en hun tijd op magisch-religieuze wijze in vier.

De vier sacrale (=heilige) elementen van de ruimte waren:
de boom (levensboom)
de steen (megalieten)
de bron (levensbron)
de grot (het onderaardse hol = Hel, dit was een goede plaats).

De tijd werd onderverdeeld in vier volgens de zonnebeweging:
de winterzonnewende (21 december) (koude)
de lenteëquinox (=dag en nacht gelijk) (21 maart)
de zomerzonnewende (21 juni) (warmte)
de herfstequinox (21 september) (vochtigheid).


Daartussen vielen, telkens 40 dagen later, de vier andere hoogtijden, die telkens 10 dagen duurden, met daaraan verbon­den een windrichting, een kleur en een element:
het lichtfeest (1 febr., noorden, aarde, zwart) [later karna­val]
het lentefeest (1 mei, oosten, vuur, rood) [later Pasen]
het zomerfeest (1 augustus, zuiden, lucht, wit)
het dodenfeest (1 nov., westen, water, groen-blauw) [later Allerzielen].

(Herinner je de definitie van taal en vertellen: niet alleen zich uitdrukken in woorden maar ook in tellen=getallen.
Vandaar de magische betekenis van de cijfers.)


Deze jaarindeling werd eeuwenlang voorgesteld (gesymboliseerd) door een achtspakig wiel (2 x 4) dat de aarde met haar elemen­ten in de ruimte en de tijd voorstelt.

De zon werd voortgetrokken door twee paarden of zwanen op een kar met achtspakige wielen, het zogenaamde zonnerad...

En wat je zeker ook nog moet weten om de mythen en de rituelen te begrijpen is het denkbeeld van de snijdende tegendelen.

Alle leven werd vanouds gezien als een vrucht van samengesmol­ten tegendelen.
Door het leven in de natuur wist de mens van toen dat alle materie en alle verschijnselen zich kenmerken door hun tegen­deel:
nacht-dag
winter-zomer
vrouw-man
water-vuur
aarde-hemel
dood-leven...

Vruchtbaarheid, groei, welzijn... werden gezocht via de optel­som van de tegendelen:

water en vuur hielden samen de levensloop gaande (daarom zie haast in elk ritueel naast het wijwater ook de gewijde kaars);

de aardmoeder verenigd met de zonnegod hielden de natuur met dieren, planten, mensen draaiende;

periodiek verging het zijnde (zomer) terug naar het niet-zijnde (winter): een toestand die als noodzakelijk werd be­schouwd voor een nieuwe geboorte (lente) en voor de eeuwige wederkeer in de levenscyclus (reïncarnatie).

Hier zie je nog een voorbeeld van de enorme symboolkracht uitgedrukt in het water van de bron:

de onderaardse water-moedergodin treedt in contact met de buitenlucht en het zonnelicht(vuur-god) om leven te geven;

vaak is er een mannelijke kracht nodig om het water uit de moeder-aarde te doen opwellen, gesymboliseerd door door een staf of roede (denk aan de drietand van Neptunus, de staf van Mozes, de staf van Wodan en St.Niklaas...);


uit deze versmelting van tegengestelde delen ontstaat alle leven op aarde;

de zielen slapen in de bron voor hun geboorte, en keren erin terug na het overlijden;

ons woord fontein draagt nog de betekenis van de snijdende tegendelen:
<fion = helderwit + <tan = vuur.

Bron komt van <brennan = branden.

Wel (een wel is een oude naam voor bron) komt van <wellan = koken.

De snijdende tegendelen vinden we ook verenigd in de magische figuren:

Wodan is de god van het leven én de god van de dood, de god van de hemel én de god van de duisternis...
Hij is altijd vergezeld van een vrouwelijk tegendeel:
de lotsvrouwen die het levenslot bepalen, of de moeder-aarde of de vrouwelijke geesten van het leven of de dood.

Antwerpen komt niet van Hand-werpen.


Iemand stelde me de vraag of de legende van Sus Antigoon en Lange Wapper juist is.
Het antwoord is dat de legende een kern van waarheid bevat die echter veel dieper gaat dan de volkse legende die wij nu nog kennen.

Antwerpen ligt aan de Schelde, van Scal-dis, de godin Kal of Kali, in het Keltisch Cailleach, de oude zwarte slangegodin van het eeuwige leven aan de levensbron onder de aarde, waar­van onze woorden kalle, kol en toverkol zijn afgeleid.

Kal zit zelfs als stamwoordje ook vervat in de naam van de Kelten.

De slang, als teken van de zwarte moeder-aarde Kal, werd  gezien als een levensteken: men herkende haar in de kronkelen­de rivieren en de ondergrondse wateraders.

Zij gaf tal van rivieren haar naam, zoals de Schelde.
Haar gelaat is zwart, van de aarde, en zij leeft verder in de gedaantes van de zwarte madonna's die vaak door de kerk ach­teraf in het roze werden overschilderd.

(Denk aan het kerkelijke vernis van de verchristelijking !
Dit is ook letterlijk te nemen: vaak blijkt bij restauraties van OLV-beelden achter het vernislaagje een zwart gezichtje te zitten ! Het raadsel van de zwarte madonna's is voor jullie geen geheim meer nu.)


Dat in bronnen (waters, rivieren) ook vissen zwemmen weten we allemaal (nog).
Verhalen over heilige vissen vinden we veel terug in de mythen en later ook in de christelijke legendes.

De vis was, in vergelijking met de slang, in de Kelto-Germaan­se mytholo­gie het symbool van kennis en wijsheid (zoals de levensbron waar hij in rondzwom.)

Magische bronbewoners werden dan ook vaak voorgesteld met een vissestaart: de meermannen en de meerminnen.

Vooral de zalm heette een heilige vis te zijn en gaf zijn naam aan volgende rivieren en plaatsen:
de Somme (< Samona: rivier in Frankrijk)
de Zwalm (Nederzwalm).

Een soortgelijke mythe wordt in de Noordse wereld over de vis Andvari verteld die door de twistgod Loki gevangen werd en dreigde opgegeten te worden omdat hij vol kennis en wijsheid
zat; de vis kon zich vrijkopen met zijn gouden ring Andvari­naut, en daar komt waarschijnlijk de naam Antwerpen werkelijk vandaan.

Sus Antigoon en Lange Wapper kunnen ook begrepen worden via de mythologie: het zijn eveneens watergeesten en magische figu­ren maar zij vechten een strijd uit op leven en dood, en dit is  het vernislaagje van de christelijke moraal die daarin de overwinning van het goede (de christelijke god) op het kwade (de heidense goden) verheerlijkte...

Vergeet niet dat Lange Wapper vroeger vaak vergezeld werd van Kludde, de watergeest die afgebeeld werd met een ... visse­staart.


En meteen heb je nu ook een voorbeeld gekregen van het ver­schil tussen een legende en een mythe:
dat Antwerpen van het Hand-Werpen van Sus Antigoon is afgeleid weet heel Antwerpen, maar het is een legende;

de mythe is veel wijzer maar doet er het zwijgen toe, want niemand die vandaag de dag nog gelooft dat vissen heilig zijn, tenzij de Indianen en Greenpeace misschien...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten