donderdag 29 maart 2012

Eindtaak schets project


Voorstel sociaal artistiek project in het Citadelpark

Na het lezen over de plannen m.b.t. de vernieuwing van het Citadelpark, heb ik een verzoek:

In een tijd dat kinderen geloven dat salami aan de bomen groeit en noten in de fabriek ben ik pleitbezorger om zoveel mogelijk vruchtenbomen aan te planten in de publieke ruimte: appels, peren, noten, tamme kastanjes, bessen ... en waarom geen kersen?

Hoe heerlijk is het niet voor een kind om noten te rapen? Om een appel te plukken? Om een tamme kastanje in het gras te pellen? Hoeveel stadskinderen hebben die gelegenheid nog? Welk stadskind kent er nog het onderscheid tussen een tamme en een wilde kastanje? Een beuken- of een hazelnoot?

Wie bekommert is om de toekomst van de natuur en het milieu heeft er alle baat bij om jonge mensen van kleins af aan kennis bij te brengen en een bewuste attitude te helpen ontwikkelen. Ooit wordt één van die kinderen bedrijfsvoerder of minister, misschien wel burgemeester.

Vorming:
Vorming lukt nog altijd het best via de combinatie van theorie met praktijk. Maar praktijk, daar komt de laatste decennia weinig van in huis.
Zo zouden scholen van in de kleuterklas kinderen respect kunnen aanleren voor publieke vruchtenparken.
Misschien ontwikkelen kinderen daarmee in één adem ook verantwoordelijksgevoel voor publiek "bezit" wat op termijn leuk meegenomen is inzake vandalisme en vernielzucht.
Misschien kan elke school een boom "adopteren" en hem projectgewijs opvolgen: welke bloemen, welke bestuiving, welke vogels enz.
Onderricht in eigen boomgaardpark: het zou behoorlijk minder steriel zijn dan wat een gefatsoeneerd (design)park nu aan mogelijkheden biedt.
Ook meegenomen (kunnen) zijn: respect voor de voedselketen, weten waar iets vandaan komt, iets zien groeien, geduld, nieuwsgierigheid.

Sociaal:
Misschien kan er ook gepicknickt worden aan de voet van een vruchtenboom op zondag? Een lintje errond, een bandje of een fanfare? Mensen op de been, een beetje dorpsgevoel in 't stad, samenhorigheid, goed burgerschap, medeverantwoordelijkheid ... Het zou iedereen ten goede komen. Een win-win-situatie.

Artistiek:
Als ontmoetingslocatie in het park, geflankeerd door het het HISK, MSK & SMAK zou hier een platform kunnen worden geboden aan kunstenaars/performers/muzikanten/sociaal artistieke projecten (ik denk hierbij aan projecten zoals oa 'Antichambre' in de voormalige blekerij Alsberghe-Van Oost op de Drongensesteenweg in 1989, waarbij diverse kunstobjecten van vooral 'eigen kunstenaars 'werden toen zowel binnen als buiten de fabriek in het decor ingeplant.The Skyblasters stelden op dit terrein ooit hun eerste single 'Trip into the Past' concertgewijs voor) .

Ik ben niet naïef. Vruchtenbomen planten zijn geen panacee tegen alle kwalen.
Maar het kan een begin zijn, een begin dat hard nodig is als we tegen 2050 nog wat natuur willen hebben.
Daarvoor is een sterk gewijzigde mentaliteit nodig en een onstuitbaar respect.
En zoals een appel van een heel klein pitje komt zo ook kan een mentaliteit groeien uit een heel klein vruchtje.

woensdag 28 maart 2012

Persoonlijke criteria om sociaal artistiek werk te beoordelen


Hoe sociaal artistiek werk kwalitatief beoordelen?

Belangrijk: beoordeling vanuit een niet-institutionele gedachte! Geen rekening houdend met wat volgens de opgelegde regelgeving moet beoordeeld worden; wel vanuit de cross-over vergelijking naar andere sociaal artistieke cases toe én de ervaringen van deelnemers & mensen in het werkveld.
Dus niet vanuit een artistieke proces/product evaluatie en ook niet vanuit een institutionele kwaliteitsbevraging.

=> Drie grote pistes te bevragen:

1.Op menselijk vlak (zowel werker als deelnemer):

Individueel:
Kenden de deelnemers de 'doelstellingen' van het project? Zijn verwachtingen voldaan?
Is er gezocht naar de individuele talenten van de deelnemers?
Hebben deelnemers hun eigen betekenissen kunnen uitwerken in het project?
Hoe is de aandacht naar een eigen vocabulaire uitgegaan?
Werd er belang gehecht aan de maatschappelijke bestaansvoorwaarden & doorgroei mogelijkheden bij de deelnemers?
Welke persoonlijke grenzen werden verlegd?
Was er (tijdens, na) het project sprake van intrapersoonlijke evaluatie?
Voelt de deelnemer zich nog verbonden na afloop van het project of de werking (is het project duurzaam)?
Werden deelnemers geheroriënteerd indien nodig? Werd deze oriëntatie opgevolgd?
Werden deelnemers die afhaakten of niet meer opdaagden opgezocht?


Groepsdynamisch:
Is er dieper ingegaan op relevante maatschappelijke thema's? Is daarbij openlijk & democratisch keuze gemaakt tussen wat wel of niet gebruikt werd?
Werden deelnemers betrokken, was er sprake van collectieve én individuele verantwoordelijkheid? Was deze verantwoordelijkheid evenredig verdeeld?
Is er sprake van democratische organisatie?
Hoe is er omgegaan met de diversiteit van de groep?
Bleef de groep tijdens de gehele loop van het project geëngageerd?
Hoe is er omgegaan met eventuele conflicten?
Was er tijdens, na) het project sprake van interpersoonlijke evaluatie?
Zijn er momenten ingelast waarbij de groep samenkwam buiten de marges van het project?


2.Op artistiek vlak:

Inhoudelijk:

Zijn de thema's maatschappelijk relevant? Is er gewerkt rond één of meerdere specifieke thema's? Welk parcours werd definitief gevolgd? Zijn deze thema's leesbaar voor de toeschouwer?
Zijn er sprekers (veldexperten) uitgenodigd, was er sprake van artistieke bemiddeling?
Is er naar tentoonstellingen gegaan? Zijn er atelierbezoeken geweest?
Is er een terugkoppeling naar de ontstaanscontext  van het project?

Beeldend:
Met welke beeldende middelen werden er geëxperimenteerd en welke werden er ingezet?
Staat de beeldende techniek in functie van de expressie?
Welk artistiek werkproces werd uitgekozen en voldeed dit?
Welke beeldtaal werd uitgekozen om tot autonome expressie te komen?
Was er sprake van cross-over disciplines binnen het werkproces en/of de presentatie?
Welk presentatie-format is er uitgekozen? Was deze keuze al dan niet doelmatig?

Documentatie & conservatie:
Is het project gedocumenteerd? Welke strategie heeft men daarvoor gekozen?
Is deze documentatie openbaar gemaakt? (publicaties op site, blog, in de vorm van documentaire, inhoudelijk & beeldend evaluatieverslag, ect)
Hoe is er omgegaan met (niet-materiële) vergankelijke informatie?
Is er een lijst van gebruikte tools & inspiratiebronnen?
Zijn er interviews? Werkverslagen?

3.Op organisatorisch vlak:
Hoe is het budget uiteengezet (fondsen? subsidies?)?
Is er genoeg rekening gehouden met time-management?
Is er grondig vooronderzoek geweest?
Heeft men vooraf de doelstelling bepaald en zijn deze doelstellingen bereikt?
Op basis van wat heeft men de deelnemers geselecteerd?
Is er samengewerkt met andere (maatschappelijke, culturele) actoren?
Werden er (persoonlijke, groepsdynamische) evaluatiemomenten ingelast?
Hoe verliep de communicatie tijdens het project?
Hoe wordt naar buiten getreden met het project? Hoe gaat men om met de pers?
Welke evaluatiecriteria heeft men vooraf bepaald?
Zijn eventuele organisatorische hiaten opgespoord en verzorgt?


maandag 26 maart 2012

Brainwave

How to be an artist:


VS

 



Modern Times VS This Time:

 

VS

 

 CIMBALOM EXPRESS:

 

(Sociaal artistiek project met Roma in Ledeberg, werk van Stijn Cousaert als vrijwillig manager van het Opre Roma Ensemble )

 

 

Betoging in Gent. "Stop de besparingen in het onderwijs"

GENT - De Vlaamse regering wil volgend academiejaar 2 procent besparen op het hoger onderwijs. De middelen die het hoger onderwijs momenteel ter beschikking heeft zijn beperkt maar dreigen door deze besparingen in de toekomst nog kleiner te worden vrezen Gentse studentenorganisaties. Enkele Gentse studentenraden voerden daarom woensdag actie.
De voorbije twintig jaar verdubbelde het aantal studenten maar het personeel volgde deze stijging niet. Het grootste gevolg hiervan is het 'massaonderwijs' dat vandaag als norm geldt. “Overvolle auditoria en studentenrestaurants zijn voorbeelden van het massaonderwijs”, zegt student Mathias Vander Hoogstraten van Actief Linkse Studenten. “Nochtans werkt men in kleine groepen efficiënter. Het onderwijs wordt niet alleen onpersoonlijker, het wordt ook minder kwalitatief.”
“Ze willen besparen door minder personeel aan te werven maar daardoor creëer je juist een massaonderwijs. Professoren en assistenten hebben minder tijd om kwaliteitsvolle lessen te geven en de student te begeleiden. Er is geen plaats meer voor interactie en vragenrondes,” gaat Mathias Vander Hoogstraten verder.

De millenniumstudent

Ook Elif Stepman van VAST, Voorrang Aan Studenten, betoogt tegen de besparingen. ”Door de besparingen daalt de kwaliteit van het onderwijs. Er verdwijnen verschillende richtingen en vakken en professoren die op pensioen vertrekken worden niet meer vervangen.”
“Men noemt ons de millenniumstudent, de student die moeite heeft om aandachtig te zijn maar in overvolle auditoriums is het heel moeilijk om op te letten. Ligt dat dan aan de student of aan de kwaliteit van het onderwijs?”, aldus Stepman.

“Red ons onderwijs, niet de banken”

“Wij zijn niet akkoord dat het onderwijs ondergefinancieerd wordt, maar dat de bedrijven en de banken wel fiscale cadeaus krijgen. Het onderwijs is een belangrijke instelling en wij willen dat er geïnvesteerd wordt in de toekomst van de jongeren”, zegt Vander Hoogstraten.

(http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/03/28/betoging-in-gent-stop-de-besparingen-in-het-onderwijs)

De Gedroomde Stad


1:Uiteenzetting project gedroomde stad 
 (volledig overgenomen uit het beleidsplan van Victoria Deluxe 2011, p. 6: http://www.victoriadeluxe.be/sites/default/files/bijlage/Beleidsplan%202011%20%28inhoudelijk%29.pdf)


3. Sociaalartistieke projecten in 2011
3.1. De Gedroomde stad
Algemene gegevens
Naam van het project: De Gedroomde stad
Partners: Masereelfonds
’t Uilekot
OCMW Gent (dit 4e samenwerkingstraject wordt in de herfst van 2010
verkend en onderhandeld)
+ een stuurgroep die uit studenten + diverse medewerkers uit het brede
maatschappelijke middenveld : Sociaal Hogescholen, ABVV, Samenlevingsopbouw,
...
Deelnemers: Brede mix van stadsbewoners die via een brede rekrutering
zullen worden aangesproken
Timing: Dit project wordt voorbereid sinds september 2010
+ wordt verder uitgediept tussen januari en maart 2011
+ wordt operationeel vanaf begin april 2011
+ wordt afgerond met een presentatie eind 2011
Presentatie: Het project eindigt met een interactieve tentoonstelling.
De presentatie zal wellicht binnen ‘De Expeditie’ (Gent) worden
georganiseerd, maar het is de bedoeling dat de tentoonstelling ook
elders kan worden gepresenteerd.
Personeelsinzet
Vanuit het kernteam: Het is de bedoeling dat de zeven kernteamleden betrokken worden bij
de voorbereiding en opzet van dit project. Op basis van de diverse taken
en opdrachten zal er via projectoverleg beslist worden wie er welke rol
krijgt binnen dit project.
Kunstenaars: Ben Benaouisse (beeldend kunstenaar + theatermaker)
Eric Dierynck (beeldend kunstenaar – wil vrijwillig meewerken)
Evelien Hoedekie (cineaste – animatiefilm)
Tom Van Kerckhove (cineast – animatiefilm)
Jonas Vereecke (beeldende kunstenaar – decorbouw – fotografie)
Dominique Willaert (interviews en eindverantwoordelijke)
Situering van het project
Met het project ‘De Gedroomde stad’ wil Victoria Deluxe en de partners de samenleving op een
hoopvolle manier prikkelen. We leven in een tijd waarbij er een soort berusting ontstaat en heel wat
mensen niet meer in verandering (durven te) geloven. Het geloof in de maakbaarheid van en
veranderingsmogelijkheden in onze samenleving is voor een groot stuk aangetast. Er is nauwelijks tot
geen utopisch geloof meer. Deze evolutie is in die zin nefast dat het de kracht van onze civiele
maatschappij dreigt te ontnemen. Heel wat burgers dreigen op die manier weerloos te worden ten
aanzien van belangrijke maatschappelijke evoluties. Politieke besluiten en maatregelen dreigen op die
manier als een ‘fait accompli’ te worden beschouwd. Het leven wordt op die manier ‘zoals het is’
ervaren, terwijl wij willen denken en werken in de richting van ‘hoe het leven zou kunnen zijn’.
Met dit project willen we ons enten op het geloof in maatschappelijke verandering in de richting van
meer sociale, ecologische en economische rechtvaardigheid. We willen diverse burgers aanmoedigen
om hun verbeelding aan te wenden en vanuit die verbeelding na te denken en te zoeken hoe we onze
samenleving zouden kunnen ‘hertekenen’. Vanuit de verbeelding willen we mensen aanzetten om
terug ‘utopischer’ na te denken hoe ons leven en onze samenleving er zou kunnen uitzien en prikkelen
om vanuit onze fantasie na te denken wat er zou kunnen ‘veranderen’, met het oog op een andere,
betere en meer rechtvaardige wereld.

Vooraleer we mensen aanmoedigen om vanuit hun verbeelding na te denken over wat er zou kunnen
veranderen, gaan we op zoek naar hoe we op basis van concrete ervaringen op een systemische manier
kunnen stil staan bij onze actuele samenleving. We gaan op zoek naar accurate maatschappelijke
analyses die ons op vandaag maar al te vaak worden onthouden of worden verzwegen. We proberen
aldus ‘de waan van de dag’ te overstijgen en iets dieper te graven. Op basis van de analsye(s) die we
proberen te maken, willen we hier debat en reflectie rond opzetten met zowel de partners als de
burgers die we bij dit project willen betrekken.
Het project bestaat uit drie lagen die met elkaar in interactie komen te staan en die we als volgt
omschrijven:
1e laag:
Victoria Deluxe gaat samen met de partners tijdens voorbereidende vergaderingen op zoek naar een
veertigtal mensen die op een adequate manier een analyse kunnen maken over onze actuele
samenleving en significant nefaste tendensen.
De mensen die we willen interviewen, zijn mensen die in staat zijn om op een systemische manier na
te denken en te spreken over wat er aan de hand is. Het zijn mensen die kunnen denken en spreken in
termen van klassen-tegenstellingen, maatschappelijke ongelijkheid, inkomensongelijkheid,
toegenomen stress, hoe uitsluiting wordt geproduceerd, waar de meerwaarde van arbeidsprocessen
naartoe gaat, … mensen die kortom in staat zijn om te ageren vanuit links ideologische denkkaders.
We richten ons niet noodzakelijk tot alleen maar academische mensen. Ook vakbondsafgevaardigden,
vormingswerkers, welzijnswerkers, huismoeders zijn mensen die we willen interviewen. In het eerste
deel van de interviews gaan we op zoek naar de analyse. In het tweede deel van het interview gaan we
op zoek naar wat er zou kunnen veranderen. Bij iedereen die we interviewen, peilen we naar mogelijke
alternatieven of naar veranderingsperspectieven.
Elke geïnterviewde zal wellicht rond één of meer specifieke thema’s uitgedaagd worden om vanuit een
analyse van waar het scheef zit of over wat er fout loopt ook te zoeken haar hoe het anders kan.
De interviews moeten goed voorbereid worden en aan elke geïnterviewde zal gevraagd worden om op
een heldere en te begrijpen manier te spreken. Het is met name de bedoeling dat een zo breed mogelijk
publiek door de interviews kan worden geboeid. Elke geïnterviewde krijgt de mogelijkheid om zich
toe te spitsen op één of meerdere maatschappelijke thema’s waarmee de meeste mensen zich kunnen
identificeren: arbeid – tewerkstelling, huisvesting, gezondheidszorg, private versus openbare goederen
en diensten, onderwijs, maatschappelijke (on)veiligheid, de noord-zuid verhoudingen en geopolitieke
conflicten,….
Victoria Deluxe staat in om de interviews audiovisueel te registreren en nadien op een kwaliteitsvolle
manier te monteren. De interviews worden aangewend in de tweede en derde laag van het project en
moeten dus zo breed mogelijk kunnen worden ontsloten.
2e laag:
Op basis van de interviews worden driewekelijkse debat- en vormingsavonden georganiseerd door de
partners in Gent en wellicht ook in de bredere regio. Elke debat- en vormingsavond focust zich op
specifieke maatschappelijke thema’s.
Belangrijk om te vermelden is de keuze om mensen aan te moedigen om op een ideologische manier
na te denken en te spreken over er wat er maatschappelijk aan de hand is en welke veranderingsmogelijkheden
er zijn. Deze aanpak staat in contrast met de actuele tendens om vorming en debat
vooral op een praktische en pragmatische manier aan te pakken. We willen eerder vanuit een
emancipatorische manier te werk gaan: hoe kunnen we mensen aanzetten om opnieuw te leren denken
in termen van gedeelde en collectieve belangen in de hoop dat we op die manier een meer sociaal,
ecologisch, economisch rechtvaardige samenleving kunnen nastreven.
Op elke debat- en vormingsavond worden er één of meerdere gemonteerde interviews getoond,
gekoppeld aan één of meerdere concrete (ervaringsgerichte) getuigenissen die verbonden zijn met de
thema’s die in de interviews worden behandeld. Elk van deze avonden wordt voorbereid door twee tot
drie mensen uit de stuurgroep die verantwoordelijk zijn voor een goede voorbereiding en uitwerking
van deze avond(en).

Het ligt in de bedoeling om binnen de civiele maatschappij zo breed mogelijk te rekruteren. Dit houdt
in dat elke debat- en vormingsavond op een brede manier wordt bekend gemaakt. We zullen een
inventaris opmaken van organisaties en burgers die we bij deze avonden willen betrekken in de hoop
een zo breed mogelijke groep mensen te bereiken. De debat- en vormingsavonden beschouwen we als
een embryonale aanzet tot een Volksuniversiteit waar we met een aantal organisaties en burgers al
langer van dromen.
3e laag:
Dit is het sociaalartistieke luik van het project. Victoria Deluxe zal een atelierwerking opzetten waarin
burgers worden uitgenodigd en uitgedaagd om vanuit hun verbeelding op zoek te gaan naar hoe onze
stad en samenleving er anders en hoopvoller zouden kunnen uitzien. Elk atelier wordt begeleid door
één of meerdere kunstenaars die op zoek gaan hoe de hoop op verandering tot expressie kan worden
gebracht.
In de atelierwerking komt het accent te liggen op het aanwenden van onze verbeelding om opnieuw te
durven geloven in verandering. Rond heel concrete, maar ook rond algemene of abstracte thema’s en
denksporen zullen mensen aangemoedigd worden om na te denken hoe we anders zouden kunnen
leven: met elkaar en in de stad. We wenden de ‘stad’ aan omdat de schaal van een stad de meeste
mensen de kans biedt om na te denken hoe ons samenleven kan veranderen. We zijn er ook van
overtuigd dat er vanuit onze steden in de toekomst een politieke wederopbouw kan worden
gerealiseerd. Uiteraard kunnen en zullen mensen nadenken en verbeelden over de samenleving an sich.
De atelierwerking zal net als in de voorgaande sociaalartistieke projecten van Victoria Deluxe breed
toegankelijk zijn. Uitdaging is om een brede mix van participanten aan te spreken. Via de partners en
via de bestaande samenwerkingsverbanden die Victoria Deluxe heeft lopen + op basis van een brede
rekrutering en bekendmaking gelinkt aan de debat- en vormingsavonden willen we een representatieve
groep mensen bereiken. Het project staat dus open voor elke burger die gemotiveerd is om op basis
van wekelijkse werkmomenten op zoek te gaan naar zijn of haar ‘gedroomde stad’.
Elke deelnemer die deel wil/kan uitmaken van de atelierwerking wordt ook uitgenodigd om de debaten
vormingsavonden bij te wonen omdat er op die manier materiaal wordt aangereikt die de
verbeelding van de deelnemers kan ‘triggeren’. Met een groep van een vijftigtal gemotiveerde burgers
willen we werken in de richting van een tentoonstelling.
Dit project wil eindigen met een interactieve tentoonstelling waarbij zowel de interviews als de
artefacten en resultaten van de atelierwerking een plek kunnen krijgen. De presentatie kan uit zowel
maquettes, tekeningen, animatiefilmpjes, bewerkte foto’s, collages, performances,…bestaan.
Belangrijk is dat de presentatie een resultante is van een kwaliteitsvol en democratisch werkproces
waarbij mensen een maximale vrijheid krijgen om tot expressie te komen.
De keuze om vooral plastisch en beeldend te werken, vergroot ons inziens de kans en mogelijkheid tot
autonome expressie. De kunstenaars reiken mogelijkheden en middelen aan, maar proberen vooral
faciliterend te werken. Ze proberen de mensen die meewerken zo goed als mogelijk te stimuleren om
hun (eigen) verbeelding tot expressie te brengen.

2. Reporterslabo "De Gedroomde Stad" : Gents Sociaal Artistiek Theater van Victoria Deluxe (oa op Ghent Enter)



Video rond bevraging van wat makers & toeschouwers zien in het onderwerp & de belangrijkste scene vonden. Interessant omdat geen één sociaal artistiek medewerker het woord neemt.

Wie graag de Gent Enter Krant wil lezen (met daarin oa verhelderende interviews van participanten, medewerkers & critici), kan die bij mij lenen!

Recencie Gedroomde Stad door Radio 1 journalist Ng Sauw Tjhoi

Donderdagavond. 22 maart, De Expeditie. Gedroomde Stad. Productie Victoria Deluxe.
Ik ben geen (cultureel) recensent. Wil het me niet aanmeten. Heb wel een eigen mening als ik iets beleef in theater, dansproductie, muziek, performance of film. Maar om het wereldkundig te maken, nee, niet eerder gepleegd. Dus zonder ambities om te recenseren, ben ik naar deze voorstelling gestapt.
Het eerste halfuur kijk ik met stijgende verbazing naar animatieclips, ter opwarming rond een cluster van een thema: “stad”. Pakkend, de invloed van de stad op het platteland in Mauretanië, een eigenzinnige en originele analyse. Verbijsterend, taferelen uit het leven van een schattige hond in een Westerse stad. Gent? In contrast met vuilnisrapers in een Zuidelijke Grootstad. … Het ene filmpje na het andere. De warming-up mag “less” en wordt dan misschien “more”, wat mij betreft.
En dan een uur lang, wat ik zou durven catalogiseren als “Man, man. Straf”.
Een grootstad spreekt tot de fantasie, van wat een mens, een sociale klasse, wil (realiseren): voor de meerderheid is dat gewoon een leuk en beter leven, voor een elite het vertier en verteer van hun maximalisatie van de winst. En wat zou de weerslag kunnen zijn op enkele vierkante kilometers, bevolkt door miljoenen harten en zielen?
Een jaar lang hebben “spelers en makers” van Victoria Deluxe over het “fenomeen stad” gefantaseerd, beelden gecreëerd en verhalen gemaakt. Gefocust op de heftige kanten van de stad, op het eigenzinnige –soms- hautaine stadsgevoel, de verrassende platformen die een stad biedt aan conflict, indoctrinatie, consumptie, aan indoctrinatie van consumptie. Ritme, afstomping en vereenzaming, … “verellendung”, kortom.
Wat je niet verwacht in dit rijtje is liefde en rock ’n roll. Maar in Gedroomde Stad is er flink wat ruimte voor “feelgood en nostalgie”. Charles Trenet en Elvis. Een andere kijk op Elvis: rock ’n roll die de reproductie na de arbeid begeleidt, maar ook zorgt voor een angstaanjagende neurose om “in het gareel” te lopen.
Ik voel me gaandeweg spartelen, niet verzuipen, wel naar adem happen. Om als het ware te overleven in een stresserend beeldverhaal. Dans wordt theater, beelden worden een pijnlijke open zenuw. Op de achtergrond, het groot filmdoek, projectie van een somber beeld van appartementsblokken, vanuit het zaalplafond een oranje ballonnetje dat tergend traag neerdaalt, in realtime, voor het doek. Misschien is het wel allemaal wat teveel van het “goede”. “Less is more”, zoals bij de warming-up. Een spanningsboog heb ik nodig, nu. Een strakkere en met meer spanning. Overvloed kan schaden. Waaraan deze bespreking ook lijdt?
Iconen, accuraat in beeld gezet. Beklijvend krachtige “ver”beeldingen van grootstedelijke verkeersellende, winkelwoede, revolte tegen de dwangneurose van etnische assimilatie, “flink” foute verdeling van rijkdom. Ze branden nog altijd op mijn netvlies. Trillend over de rug. De Arabische Lente, Malcolm X, Indignados, Occupy, Antikapitalisme. Niet gratuit, geen clichés, precieze beelden. Loepzuiver gemonteerd en in combine met muziek, …. verpletterend.
Het emotionele orgelpunt is van een ander karakter, of misschien net niet: de scene waarin een man -in mooi pak met boeketje in de hand- in crescendo, maar tevergeefs, op de deur klopt van het appartementje van zijn begeerde deerne, die verkrampt bij elke bons aan de andere kant van de voordeur. Onder het wakend oog van haar oude moeder en vader. Knijpen in de ziel.
Victoria Deluxe, toch!
Respect.
Wat ben ik vreselijk benieuwd naar een verslag over het productieproces van deze knappe voorstelling. Want de “hoe”-vraag is wellicht het geheim wapen van de sociaalartistieke stadsguerilla, toch?

(gevonden op :http://www.enterfestival.be/archives/3329)

vrijdag 23 maart 2012

Reflectie op Laermans

Seminarie 2

Reflectie op 'Sociaal -artistiek werk: voor een eindeloze definitiestrijd' -R. Laermans (KUL)


P.27: definitie volgens overheid: laagdrempelig voor 'achtergestelden'=> vanwaar deze discriminerende benaming? Valt hoegenaamd niet toe te passen op het merendeel van de participanten van soc.art. Werk! Soc.art.werk is geen soc.opbouwwerk, geen welzijnswerk!
Problematische definitie want teveel gecategoriseerd door overheidsbeleid (niet beschrijvend maar voorschrijvend, niet descriptie maar performatief ='daad-werkelijk', dus een werkelijkheid creërend, het product vastleggen nog voor het proces erheen uitgezocht werd=summum politieke macht).
Soc.art. Werk = 'nieuwe' cultuurpraktijk (nieuw in die zin dat de naam nieuw is, de praktijk zelf bestaat al sinds Beuys)
=> werd vroeger benaamd als 'geëngageerde kunst' of 'experimenteel opbouwwerk', slaat op hetzelfde...alleen nu binnen nieuwe definitie een overkoepeling van overheid + cultuurwerkers, onderzoekers+academici: gaan opzoek wat alle vormen van soc.art. Werk gemeen hebben met elkaar: oneindige analyse (cfr. Freud speurtocht 'de waarheid van het onbewuste).
If men define situations as real, they are real in their consequences’ -the Thomas principle'
(principe van Reflexiviteit, William Thomas, socioloog 20e eeuw)
=>Financiële overheid dicteert wat bestaat (zie 1 bijlage), maw soc.art. Werk wordt als term in het leven geroepen en heeft daarbij invloed op zowel sociale als artistieke kring
belang van symbolische macht: zodoende kan een 'democratisch' onderscheidt gemaakt worden tss wat interessant is (en financieel ondersteunt wordt) & wat oninteressant is (en genegeerd wordt).
Agendasetters overheidsdepartement bepaalt kwesties, enkel deze worden bediscussieert. Bv interculturele kwesties (zie 2 bijlage).
P.28: Term soc.art.werk zal volgens Laermans zelfde lot als 'soc.cult.werk' krijgen= veel gebruikt voor uiteenlopende manieren. Want meerzinnig begrip (fuzzy concept, probleem van taalverwarring & meerzinnigheid) => lokt op beleidsvlak vaagheid & definitiestrijd uit, is problematisch want verbonden aan geld!Wat met de feitelijke methodiek van het soc.art.werk? = uiteenlopende antwoorden binnen de werkelijkheidsconstructie van de overheid uit, essentiële identiteit bevind zich 'daarbuiten' in 'het echt'.
Performativiteit = realisering, verfeitelijking= creëren realiteit=hypoticeert objectieve omschrijving van soc.art.werk! Enkel constructieproces kan geobjectiveerd worden (product niet), gesloten spriaal! Alleen zelfeflectie ontspringt de dans = kunst!
p.29: Gebrek aan semantische stabiliteit! Wat is kunst?: oordeel wordt sociaal aanvaard als het uit de mond van een curator of expert komt.=>oneindige reflextiviteit +scepsis (problematiek definitie kunst, artistieke: gebrek aan een canon).En dan: verbinding met sociaal: verbindigsstreepje: duidt op autonomie kunstensysteem, kunstenaar, kunstwerk. Wat is sociaal?: onderlinge solidariteit? Betrokkenheid? (wat dan met BV' 'eigen volk'=ook sociaal?) Kunst & sociaal= volstrekt onbepaalde betekenissen. Sociaal=als zodanig te beschouwen, fundeert op morele invulling (dus soc.moreel werk?!)
=> definitiestrijd MOET eindeloos blijven, het woord van de cultuuroverheid mag daar niet in tussenkomen, daarom belang van institutionalisering van zelfreflextie (permanente zelfbevraging) zodoende openheid voor onverwachte situaties en zo een oog ontwikkelen voor wat soc.art.situatie kàn zijn ook al is die van bovenuit niet zo omschreven. Bv soc.art. theater~document humain: appel op beschouwer (interessant vergelijking met ethische/esthetische bevinding (we naar naar de armen kijken) VS massamedia (programma's alla 'rekening in het rood' -exotisme!). Hoogculturele praktijk schenkt aandacht voor het leven in de marge (is dit wel zo?)
p.30=> Ongelijke verhouding tss soc.artwerker & soc.art.participant = op wat is deze verhouding gebaseerd? Macht van hogerop=Wederom performatief voorschrift (maar: anti-autoritair) Stem via de kunst: geleende & vervormde stem: is eigenlijk het medium dat spreekt (cfr de kunst) dus symbolische macht! Is dit in het voordeel van de participant of de kunst?
p.31 Soc art; werk heeft nood aan voorbeeldpraktijken (<=> kunstcanon zorgt voor zelfreflectie)
kwaliteitsnorm onderzoek adhv casussen, NIET definitie/methodevraag. Zo dichter bij kunstwereld, weg van pedagogie, meer nog: brengt kunstpubliek dichter bij sociale wereld (kloof -artistieke-hedendaagse kunst VS -sociale-alledaagse wereld)

Vraag naar peers toe:

1.Waarom zouden we voorwaarden omschrijven die sociaalartistiek werk onderscheiden van kunstwerk? Is dit noodzakelijk? Waar houd het sociale op en begint het artistieke, zie je hier een overgangslijn?

Extra vragen (optioneel)
1.Mag ons van bovenaf gedicteerd worden wat genegeerd moet worden en wat niet, ookal heeft dit veelal met subsidie te maken? En mag ons van bovenaf worden opgelegd wat de definitie van een artistieke praktijk moet zijn? Is dit een waarheidsconstructie zoals Laermans betoogt?
2.Is het gebruikte medium binnen sociaalartistiek werk een middel (tool/medium) om tot identiteitsvorming te komen voor degene die het leent? Of is het eerder een middel dat ten goede komt aan het gebruikte artistieke discours?

Videokunst in het Vlaams Parlement (maart-juli 2012)

Videowerken van 12 Belgische kunstenaars: Sven Augustijnen, Michaël Borremans, Wim Catrysse, David Claerbout, Anouk De Clercq, Johan Grimonprez, Hans Op de Beeck, Nicolas Provost, Bart Stolle, Dennis Tyfus, Sarah Vanagt, Katleen Vermeir & Ronny Heiremans en een selectie uit de collectie van Argos.

In een reusachtige black box zien we een selectie van videowerken met enerzijds een focus op de puur poëtische beeldkwaliteit van het bewegend beeld en anderzijds kritische reflecties op het documenterende karakter van beelden. De gepresenteerde videowerken onderscheiden zich van cinema en televisie door hun compromisloze spel met verhaallijnen, beeldcomposities, geluid en de - vaak interactieve - relatie tot de toeschouwer.

<=> Focus kunst vs maatschappij (politiek)
<=> Vraagstelling rond de 'neutraliteit' van beeldoverdracht & media
<=> Setting beïnvloed tento? Wisselwerking omgeving vs interpretatie(kader ) toeschouwer?

[http://www.vlaamsparlement.be/vp/informatie/loketten/tentoonstellingen.html]

woensdag 21 maart 2012

Reflectie op De Liefhebbers -Evens



Verhaal wereld

Hoofdpersonage Pieterjan = leraar & kunstenaar

Biënale Beerpoele: 'artistiek project' met kleurrijke locale kunstenaars, lees kunstliefhebbers (<=>titel) : psychoot, goeie goedzak, onzekere alienbeliever, dwangmatige clown, een meisje van 17 jaar), optimistisch volk.

Pieterjan= welkom , gast wordt vriend

Samen een project, zij kijken naar hem op, hij coacht als snel (leiding?) => geen controle: faal omdat eigen lespraktijk op school ook misinterpretatie is, zie eerste pagina's)

Probeert project voort te trekken, slaagt daar niet in, weet zelf niet wat hij precies wil

Problematiek van actuele relevantie
Hoe omgaan met al die verschillende karakters, hun achtergrond, hun manier van werken?

<=> eigen ervaring  Soc/art project in Herzele (t'Uilekot) KASK


Opvallend inhoudelijk

Personagetekst in directe reden

ankedotisch: intiem

Nood aan verwachtingshorizon, lezer moet over een geheel aan kennis beschikken, verwachtingspatroon wordt doorbroken (vervreemding)

Luide beelden , stille dialogen (als de mond vol tanden is bijt het beeld)



Opvallend beeldend:

Stijl in lijn van vorig werk: ecoline, pen, plakaat

detail VS groots panoroma
doorsnede
penwerk

 NOTIE VAN TIJD 
belang van kleur
kleur heeft poëtische functie (personages VS hun kleur) + geeft dialogen aan
geen tekstballon

Juxtapositie + transmedium vergelijking (beeld intertekstu.)


<=>



Dwarsdoorsnede stad <=> Boccioni "Visions Simultanes"



twee paarden in de paardemolen 
<=> 
"Gevangen Eenhorrn" Weefsel 15de eeuw onbekende kunstenaar





                                                    Zelfportret Courbet "Le Deséspéré"




Sterrenhemel en kleuren huis + water <=> Sterrenhemel over de Rhone" Van Gogh


nachtmerries storm <=> Hokusai "De Grote Golf" 19de eeuw

dinsdag 20 maart 2012

How nonviolence protects the state


Nonviolence is racist: only rich, white, middle class people claime nonviolence
Nonviolence is patriarchal: only powerfull men claime nonviolence
Nonviolence is tactically & strategically inferior: history proves violent victory & nonviolent failure 
(WOII, Ghandi, Vietnam, ...)


And remember kids: V is for Victory and has nothing to do with peace

Reflectie op Hardt

Seminarie 1, inhaaltaak 1


Volgens mij doelt Hardt op de effecten van kritiek. Hij ziet kritiek als een strategie en praktijk binnen de hedendaagse kunstwereld (Postfordisme). Iedereen kan zichzelf de opdracht geven politiek te zijn of dit te voltrekken binnen het handelen. Kritiek is geabsorbeerd in het systeem, hij citeert Kant “Geef maar zoveel kritiek als je wil, maar gehoorzaam” & “Wees maar lekker radicaal, zolang het maar binnen het systeem functioneert”. Maar wat is kritiek dan in het licht van Hardt precies? Kritiek gaat om structuren en exclusies van macht bloot te leggen, fouten op te sporen, autoriteit te bevragen, als techniek om dominante structuren binnen 1 discours vast te pinnen en -volgens Kant- om reden, verstand en oordeel te onderzoeken. Hardt heeft een ambivalente houding tegenover kritiek omdat kritiek er vaak niet in slaagt de machtsstructuren bloot te leggen en indien dat wel lukt, geen alternatieven bied. Daarom legt hij deze ambivalentie uit aan de hand van Foucault's autonomie & autoriteit: iedereen wil autonomie, wil anderen deze autonomie aanleren, maar slaagt daar niet in zonder zelf autoritair te zijn. De Cynici van het oude Griekenland deden het ons reeds voor: ze leefden een leven in armoede en openbaarheid, die vaak een schandaal berokkende (openbaarheid breekt de sociale conventies), ze hadden de moed om tegen de sociale macht te vechten op een expliciete en agressieve manier om zodoende de maatschappij te veranderen. Op die manier creeërden ze een vrijplaats voor kritiek (tegen het zelf, tegen het collectief, omwille van de noodzaak tot verandering). Hardt omschrijft ze als militanten, hun militant leven was een alternatief voor kritiek zelf, maar geen afwijzing ervan. Ongeacht hun openbare agressieve methode werkte dit constructief: het leven (de maatschappij) kon her-bedacht worden. 

[ik verwijs hierbij graag naar het boek 'How Non-Violence Protects the State' van Peter Gelderloos]

Een goed voorbeeld van bewust gekozen sociaal artistieke praktijk zijn de werken van Banksy (streetart) of (dichter bij huis) Victoria de Luxe (sociaal artistieke werking met oa het lopende theaterstuk 'gedroomde Stad'). Banksy geeft 'kritiek' in de vorm van poëtische beelden in de vorm van graffiti, daarbij houd het op. Victoria de Luxe daarentegen bied kritiek én alternatieven in de vorm van denkbeelden. Geen van boven genoemden werken met het schandaal, volgens mij heeft het schandaal trouwens zijn impact verloren.

Ivm de slotvraag:
Misschien eerder bij projecten als waarbij een intellectuele denktank van filosofen, sociologen, etnologen, antropologen, psychologen, psychiaters, politicologen, linguïsten, economen, ecologen, concrete wetenschappers, fysicussen, industriële wetenschappers, ingenieurs en wiskundigen gekoppeld wordt aan een beeldende denktank van architecten, designers, dichters, schrijvers, pedagogen en kunstenaars. Maar ik zie de mogelijkheid om deze interdisciplinaire samenwerking op grote schaal te laten gebeuren niet mogelijk binnen onze kapitalistische maatschappij.


De liefhebbers -Brecht Evens

De Liefhebbers


Een schitterende graphic novel van Brecht Evens over de taak van een kunstenaar binnen een fictief sociaal/artistiek project: observatie en interpretatie.Een aanrader voor wie zelf kunstenaar is en wil gaan les geven, maar zichzelf daarin niet te serieus wil nemen. Of over hoe machtsposities werken...

"Wat je moet onthouden is: De taak van een kunstenaar is om de grenzen van zijn perceptie steeds te verleggen. En wat hij heeft waargenomen te vertalen, zo zuiver mogelijk, zodat het publiek het kan begrijpen."

Reflectie op artikel Pascal Gielen


Seminarie 1, inhaaltaak 1
Ik noteer hier per pagina mijn persoonlijke reflecties:

p 6-7: Democratie zonder twijfel gebaseerd op culturele gronden maar zonder vrijheid is ze tirannie, het probleem is dat democratie de sociale aard van de mens ondermijnt.
(Freedom without socialisme is a privilege. Socialisme without freedom is tiranny -Bakoenin) 
Democratie is een ideologie als een ander, slecht een mogelijkheid naast alle anderen. Alleen gaat ze een band aan met de vrije keuze en die is cultureel bepaald. Democratie behelst dus de cultuur waarbinnen ze wordt ingezet (net zoals socialisme & communisme trouwens). Momenteel bevinden we ons in een neo-liberale geest, ook deze vloeit voort uit democratie (zie tekst Paul Verhaeghe)

p 8-9: De meerderheid heeft 'de macht', maar kan deze niet handhaven omdat we in on on-sociale samenleving leven waarin, we zijn teveel met eigenbelang bezig ook in het onderwijs, zeker in de kunstwereld. We vervallen in emo-shopping, trend-discours, consument-studenten, info-tainment onderwijs. Populisme in de politiek kan worden doorgetrokken naar poplisme in de kunstscene. Info-tainement (Blommaert)= hapklare informatie, opofferen van de waarde tot verteerbare consumeerbaarheid (=consumentisme); commodificatie (onderling meetbaar, geen pieken, geen dalen).Vermarkting van ‘non-products’ zoals onderwijs & kunst, gereduceert tot ‘verpakte producten’ hapklaar voor de consument-student.
Media zijn niet langer een bemiddelaar, maar de producenten van ideologiën(= hoe wel niet naar de dingen kijken?NIET wat is slecht of goed). Zij bepalen de limieten van de geoorloofde kritiek=structuur van het maatschappelijk debat. Kunst als ‘art-entainement’(=zapcultuur van de kunst, letterlijk kunst als enterainment).Waaraan moet kunst voldoen om te kunnen meedraaien in het systeem van die media? Wat is het systeem op zich? Zo zie ik 2 velden: Enerzijds de consumptiecultuur =consumentisme (= art-entainement). Anderzijds de elitaire kring (=elitarisme=de kunst scène). Beiden houden elkaar in stand.

De bureaucratie binnen het onderwijs is de reden waarom vele studenten afhaken: er is geen vrijheid meer om binnen deze afbakening eigen bakens te ontdekken. En wederom gaat het hier niet om het eigen levenspad te plaveien als wel om een jonge mens klaar te stomen voor het werkleven binnen de kapitalistische samenleving.


p 13: ik stel me de vraag in hoeverre het niet belangrijker is studenten mee te nemen naar een hedendaags museum met een focus op politiek of sociaal vlak ipv gewoon de kunst an sich te gaan bekijken.



Paul Verhaeghe als antwoord op artikel Pascal Gielen

Paul Verhaeghe over inleveren voor of tegen het neoliberalisme

WE STRIKE BACK – Op zoek naar nuance in het stakingsdebat
Vooruit, Gent, 30 januari 2012.
Inleveren voor of tegen het neoliberalisme - Paul Verhaeghe
We moeten reageren, daar heb ik geen enkele twijfel over. Er zijn vragen waarop het
antwoord veel moeilijker ligt. Hoe moeten we reageren? En tegen wie of wat moet die
reactie gericht zijn?
Dergelijke vragen vooronderstellen dat er een probleem is, en bijgevolg wil ik eerst
mijn visie op dat probleem geven. Pas daarna keer ik terug naar die vragen.
Niet zo lang geleden werd de maatschappij bepaald door het samenspel tussen
minstens vier dimensies: het politieke, het religieuze, het economische en het
culturele – waarbij het politieke en het religieuze luik de doorslag gaven. Vandaag
zijn al die dimensies verdwenen: politiekers zijn voer voor Geert Hoste, over de
religie kunnen we best zwijgen en iedereen is kunstenaar. Er blijft maar één
dominant discours meer over, met name het economische. Wij leven in een
neoliberale samenleving waarin alles een product geworden is. Bovendien gaat dit
gepaard met een koppeling aan de zogenaamde meritocratie, waarbij iedereen
verantwoordelijk geacht wordt voor het eigen succes of de eigen mislukking – dit is
de mythe van de self made man. Als je slaagt, heb je het aan jezelf te danken, als je
mislukt ook en het belangrijkste criterium is winst, geld – het moet opbrengen, dat is
de boodschap.
Dit neoliberaal discours is dwingend aanwezig op alle mogelijke vlakken, het
bepaalt niet alleen de economie, maar ook de zorgsector, ook het onderwijs, ook het
onderzoek, ook de media. En zelfs daar stopt het niet: het neoliberalisme heeft
ondertussen onze identiteit ingekleurd, waardoor het nagenoeg onzichtbaar
geworden is. Vandaar ook het idee dat dit het einde van de geschiedenis zou zijn,
het punt waar we alle ideologieën kunnen opdoeken omdat het neoliberalisme zich
aandient als een weergave van de mens ‘zoals hij is’. De mens is nu eenmaal
egoïstisch en corrupt, zo luidt het, enkel uit op eigen voordeel en genot en altijd in
concurrentie met de ander – survival of the fittest, selfish genes, weet je wel? Wie
daar anders over denkt, is naïef en dom. Get real, dat is het ironische bevel.
Dezelfde ironie ligt in de zogenaamde Real Politik, ironie omdat een dergelijke
politiek de realiteit waarbij ze pretendeert te vertrekken, gemaakt heeft. In dezelfde
beweging heeft men de vorige realiteit zodanig vernietigd dat die voor de jongere
generatie letterlijk ondenkbaar is. De slogan van Margaret Thatcher: ‘There is no
such a thing as society’ is dertig jaar na datum overtuigend gerealiseerd.
Het is van belang dat we dit beseffen, dat het belangrijkste product van het
neoliberalisme onze realiteit is. Kort samengevat: het een mislukking op economisch
vlak, het is een ramp op maatschappelijk vlak, het is ronduit gevaarlijk en onethisch
op psychologisch vlak.
Het is een mislukking op economisch vlak, en laat dat nu net het domein zijn waar
het wel zou moeten werken. Ik ben geen economist, als leek deel ik de ervaring van
iedereen. Een eengemaakte vrije markt zou ons betere producten en diensten
aanbieden die nog goedkoper zouden zijn ook. De realiteit is exact het omgekeerde.
Als economisch model is dit een totale mislukking, en nogal wat onderzoek toont aan
dat een meer egalitair gerichte economie zowel productiever als efficiënter is. Het
Rijnlands model is stukken beter dan het Angelsaksische dat bovendien een
spectaculaire stijging veroorzaakt heeft op het vlak van sociale ongelijkheid.
Dit is het tweede punt van mijn probleemanalyse, het neoliberalisme als ramp op
maatschappelijk vlak. Dit is wetenschappelijk zeer overtuigend aangetoond. Op
dertig jaar tijd zijn de inkomensverschillen in bijvoorbeeld Groot-Brittannië
spectaculair gestegen, zo spectaculair dat de middenklasse ginder aan het
verdwijnen is. Sociologisch onderzoek van Wilkinson en Pickett toont aan dat er een
perfecte correlatie bestaat tussen de omvang van inkomensverschillen enerzijds en
zo ongeveer alle belangrijke gezondheidsparameters anderzijds. Kort samengevat:
hoe groter de inkomensverschillen in een regio, des te meer mentale stoornissen,
tienerzwangerschappen, kindersterfte, agressie, criminaliteit, drugsgebruik en pillen;
des te lager de gemiddelde levensverwachting, lichamelijke gezondheid,
onderwijsresultaten, sociale mobiliteit en ruimer, de gevoelens van veiligheid en
geluk. Bovendien – en dit zal voor veel mensen zeer verrassend zijn – bovendien
gelden deze resultaten voor alle lagen van de bevolking, en blijven ze niet beperkt tot
de laagste sociale klassen. Voor wie mocht denken dat een dergelijke desastreuze
maatschappelijke evolutie niets te maken heeft met inkomensverschillen en veeleer
een gevolg zijn van de teloorgang van religie en een tekort aan blauw op straat, die
verwijs ik naar de cijfers van het meest religieuze en meest politionele westerse land,
met name de Verenigde Staten. Eén blik op hun statistieken moet volstaan om
verlost te worden van het idee dat we hun voorbeeld moeten volgen. En toch blijven
we gebiologeerd kijken in de lichtbak die alles daarbuiten in duisternis hult. Dat heeft
te maken met mijn derde punt.
Het neoliberalisme is ronduit gevaarlijk op psychologisch vlak. Hier heb ik als
psychoanalyticus recht van spreken, dit is mijn vakgebied. Het is gevaarlijk omdat dit
systeem het slechtste in de mens naar boven haalt en het beste onderdrukt. Dit
gebeurde vooreerst op de werkvloer, maar ondertussen ook ten volle binnen ons
onderwijs, waardoor het zelfs de nieuwe identiteit bepaalt.
De financiële gevechten tussen de euro-landen illustreren wat een neoliberale
meritocratie met mensen doet. Solidariteit wordt een kostbare luxe en moet de plaats
ruimen voor steeds tijdelijke coalities met als voornaamste zorg dat men er meerwinst uit haalt dan de anderen. Diepgaande sociale banden met collega’s zijn
daardoor nagenoeg uitgesloten, een emotionele betrokkenheid bij het werk zelf is er
nog nauwelijks en al helemaal niet meer bij het bedrijf of de organisatie. Pesten was
vroeger een probleem op de scholen, nu is het volop aanwezig op de werkvloer, als
een typisch symptoom van onmacht, waarbij de frustraties afgereageerd worden op
de zwaksten. Onderhuids leeft er angst, van faalangst tot ruimere sociale angst voor
die al te bedreigende ander.
Een daling in autonomie en een groeiende afhankelijkheid van externe en
bovendien steeds verschuivende normen veroorzaken wat de arbeidssocioloog
Richard Sennett heel treffend een infantilisering van de werknemers noemt (Sennett,
2003, p.46; pp. 102-7). Volwassen mensen vertonen kinderlijke woedeaanvallen, zijn
jaloers voor trivialiteiten, vertellen leugentjes om bestwil, deinzen vaak niet terug voor
bedrog, en koesteren leedvermaak en kleinzielige wraakgevoelens. Ik interpreteer dit
als gevolgen van een systeem dat mensen niet toelaat autonoom te denken en
werken. Als je iemand behandelt als een klein kind, dan is de kans vrij groot dat hij
zich zal gedragen als een klein kind.
Nog veel belangrijker is de centrale aantasting van het zelfrespect. Dit hangt
in grote mate af van de erkenning die men krijgt van de Ander, dit is de les die van
Hegel tot Lacan doorklinkt. Ongeweten verwoordt Sennett hetzelfde wanneer hij in
de mond van de huidige werknemer de volgende vraag legt: ‘Who needs me?’ (1998,
p.146). Voor steeds meer mensen luidt het antwoord: niemand. Zij maken deel uit
van een groeiende groep menselijk afval. Binnen een maatschappij die voortdurend
de boodschap verkondigt dat iedereen het kan maken als hij zich maar voldoende
inzet, betekent dit dat steeds meer mensen geconfronteerd worden met vernedering,
schuld en schaamte.
Ons onderwijs speelt hierin een centrale rol. Niet eens zo lang geleden werd
onderwijs vooral gewaardeerd omwille van zijn maatschappelijke relevantie. De
bedoeling was kritische hoogopgeleide burgers af te leveren die via hun persoonlijke
ontwikkeling ook konden bijdragen tot een betere maatschappij. Een dergelijk idee
klinkt vandaag ongelooflijk wollig en het woord burgers roept bij mensen onder de
dertig alleen nog McDonalds op. Universiteiten, dat zijn toch kennisbedrijven die
competenties moeten ontwikkelen bij hun studenten zodat ze regelrecht het
bedrijfsleven kunnen instappen? Ten einde dit te bevorderen deden een aantal
prominenten in de loop van het crisisjaar 2011 heel concrete voorstellen: verhoog het
inschrijvingsgeld voor alle opleidingen die niet aansluiten bij het bedrijfsleven,
verlaag het voor alles wat wel rendeert; wie hardleers is en toch kiest voor een nietrendabele
opleiding, die moet bestraft worden met een kortere of zelfs helemaal
geen uitkeringsgerechtigde periode. Als klap op de vuurpijl kwam het voorstel om
kleuters te screenen op hun vaardigheden, zodat ze meteen de juiste economische
richting kunnen uitgestuurd worden. De Vlaamse schrijver Marc Reugebrink kaartte
die ideeën nog eens aan in een kritisch artikel met als ironische publicatiedatum de
feestdag van de onnozele kinderen (De Standaard, 28 december 2011). De week
daarop werd hij door een redacteur wetenschap van diezelfde krant de les gespeld:
geesteswetenschappen dragen niks bij, menswetenschappers zouden beter Darwin
lezen en met het neoliberalisme is er niets mis.
Het feit dat dit soort voorstellen geformuleerd wordt door mensen met macht
doet mij rillen – het moet, zo denk ik dan, ook op die manier begonnen zijn zo rond
1930. Het feit dat er nauwelijks protest komt – ik heb geen enkele rector horen
reageren – vraagt om verklaring. Waar is de vroegere kritische zin naartoe? Mijn antwoord is dat deze manier van denken ondertussen deel uitmaakt van onze
identiteit – de neoliberale reality show dicteert het gewone leven, en dus ook het
onderwijs. Zonder dat we dit beseffen, denken wij ondertussen zelf neoliberaal, en
voeden we onze kinderen zo op. Waarom zijn we dan verontwaardigd als Europees
onderzoek uitwijst dat onze scholieren zeer gebrekkige democratische en
maatschappelijke attitudes vertonen (ICCS-rapport)? Dat dit het effect is van ons
competentiegericht onderwijs, zien we liever niet.
Ook hier is het nodig om de geschiedenis te kennen. Een van de lessen uit de
twintigste eeuw is dat elke dictatuur het onderwijs aangrijpt om kinderen ideeën op te
dringen die voor een pak ellende zorgen en die de ontplooiing tot kritische,
zelfstandig denkende mensen heel erg belemmeren. Als resultaat daarvan gingen er
meer en meer stemmen op om de school zoveel mogelijk waarden vrij te maken, wat
meteen een van de belangrijkste toepassingen werd van Isaiah Berlins idee inzake
negatieve vrijheid. Mensen hoeven niet gezegd te worden wat ze moeten denken,
elke vorm van indoctrinatie is vrijheidsberoving, en zeker het onderwijs mag zich daar
niet aan bezondigen.
Het is in dit pedagogisch vacuüm dat het competentiemodel een vruchtbare
voedingsbodem gevonden heeft (voor een mooi overzicht, zie Masschelein en
Simons, 2007). De aanvankelijke doelstellingen zijn nobel: laat ons uitgaan van
vaardigheden die belangrijk zijn in het beroepsleven, zodat jonge mensen straks alle
kansen krijgen om hun eigen weg te banen, los van alle religieuze en ideologische
poespas. Op vrij korte tijd kwam er een heel belangrijke betekenisuitbreiding, van
praktische competenties (bijvoorbeeld talenkennis) naar persoonlijkheidskenmerken
(flexibel zijn), en uiteindelijk naar de persoonlijkheid als dusdanig (de mens als
manager van het eigen leven). De link met het neoliberalisme wordt duidelijk in
courante zinnetjes zoals: kennis is menselijk kapitaal; competenties vormen een
kapitaal dat beheerd en ontwikkeld moet worden; leren is een langetermijninvestering
enzovoort.
Het doel heet dan zelfmanagement en ondernemerschap: jongeren moeten
zichzelf beschouwen als een bedrijf, waarbij kennis en vaardigheden in eerste en
laatste instantie een economisch belang hebben waarmee zij hun marktwaarde
kunnen verhogen. Daarmee heeft het competentie-onderwijs uitdrukkelijk het
ideologisch gedachtengoed van het neoliberalisme geïmplementeerd in de scholing
van onze kinderen. We hoeven dan ook niet verwonderd te zijn als hun eerste vraag
luidt: wat brengt het op? Voor mij? Dit is het logische resultaat van dit onderwijs, en
achteraf gaan zeuren over het egoïsme en materialisme van de jeugd is op zijn
zachtst uitgedrukt hypocriet. We moeten dringend dit onderwijs en ruimer, de
bijbehorende pedagogiek herdenken.
Bij die nieuwe identiteit (de mens als ondernemer) hoort er ook een nieuw
levensdoel: succes. Dit is wat jongvolwassenen elkaar toewensen bij wijze van
afscheidsgroet. Succes bij de examens, succes op vakantie, succes in de relatie,
succes op de werkvloer. De klassieke vraag naar ‘het goede leven’ klinkt in deze
context heel erg wollig – goede lééven? De nieuwe norm heet effectiviteit, het doel is
materiële winst, de daarbij behorende deugd hebzucht. In deze redeneerlijn is er
geen ethisch verschil tussen de bankiers die mensen heel bewust ‘toxische’
beleggingen aansmeerden, de Britse parlementariërs die vervalste onkostennota’s
indienden, en de jongeren die winkelgalerijen in London plunderden met als slogan ‘If
you can’t make it, take it’. Ecce homo, dit is de mens – zoals we hem gemaakt
hebben.De onvermijdelijke keerzijde hiervan is een groeiende groep die zich mislukt
voelt, meestal reeds vanaf de leeftijd van tien jaar. Loser! Is het voornaamste
scheldwoord vandaag op de speelkoer van de lagere school. Sommige van die
losers komen in opstand, maar het merendeel wordt sociaal angstig, autistiform,
depressief, en nagenoeg altijd hyperconsumerend. Er gaan nu al stemmen op voor
wat men vroegdetectie heet – het woord alleen al, met als belangrijkste argument dat
ingrijpen bij kleuters economisch meer rendabel is. En vorige week (21 jan 2012)
konden we in de krant lezen dat zelfdoding Vlaanderen 600 miljoen euro per jaar
kost, en dat dit een ernstige bedreiging voor de economie wordt. Hoe ziek moet een
maatschappij zijn om zelfdoding uit te drukken als economische kost? Welke graad
van blindheid is er nodig om niet te beseffen dat de zaken omgekeerd liggen: dat
men de onleefbaarheid van een louter economisch gestuurde maatschappij kan
afmeten aan het aantal drop outs, met zelfdoding als meest definitieve vorm
daarvan?
Daarmee kan ik terugkeren naar mijn twee uitgangsvragen. Hoe moeten we
reageren? Tegen wie of wat moeten we reageren?
De Pools-Britse socioloog Zymunt Bauman vat de paradox van onze tijd mooi
samen: ‘Nooit waren we zo vrij. Nooit hebben we ons zo machteloos gevoeld’. We
zijn vrij, in de betekenis dat we op religie kunnen spuwen (pas wel op met de islam
en het jodendom), dat we op seksueel vlak zo ongeveer alles moeten uitproberen
wat vroeger verboden was, en dat we om het even welke politieke stroming mogen
aanhangen. Dat kan allemaal omdat die zaken geen enkel belang meer hebben. It’s
the economy, stupid!
Tegen wie of wat we dan wel moeten reageren, is hoogst onduidelijk, iedereen
klaagt over ‘het systeem’, maar niemand krijgt het te pakken, vandaar onze
machteloosheid en het daaruit voortvloeiend zogenaamd ‘zinloos’ geweld. De
stakingen van de vorige eeuw hadden effect omdat er een duidelijke vijand was: de
patrons. Die zijn er niet meer, in de plaats daarvan zijn er rating bureaus, beurzen en
vergaderingen van aandeelhouders. Psychoanalytisch beschouwd is de huidige
staking niets anders dan automutilatie, de zelfverwonding van een patiënt die alle
greep op zijn leven verloren is en dan maar gaat kerven in zijn eigen vlees, net zoals
de werkeloze hoogopgeleide jongeren in de Franse banlieues hun eigen
leefomgeving vernielden. Morgen gaat alles weer zijn gewone gang, met dien
verstande dat de patiënt nog wat meer patiënt geworden is.
Dit is de hamvraag: hoe dit anonieme systeem aanpakken? Het toverwoord is
inlevering, over de invulling daarvan lopen de meningen uiteen. Inleveren om de
economie, begrijp: om het neoliberalisme in stand te houden, getuigt van domheid en
onethisch besef. Inleveren om het systeem te veranderen, vraagt inzicht en moed.
Eerst en vooral economisch, op macro-sociaal vlak. Mijn kennis daarover is beperkt,
maar ik lees dat nogal wat specialisten het eens zijn over de noodzakelijke
maatregelen. Splits spaarbanken volledig van beleggingsbanken. Belast inkomsten
uit arbeid zo laag mogelijk, uit beleggingen en speculatie zo hoog mogelijk. Beperk
inkomensongelijkheid tot normale proporties. Zorg voor een transparante
vennootschapsbelasting. Uit mijn ervaringswereld voeg ik daar nog de volgende
zaken aan toe. Laat onderwijs weer Bildung worden met een uitdrukkelijke aandachtvoor ethiek, gedragen door leerkrachten met autoriteit, en vergeet de
competentiedraak zo snel als maar kan. Maak de zorgsector zoveel mogelijk
onafhankelijk van de commerciële wereld. Herstel de publieke ruimte en investeer in
alles wat echte sociale netwerken bevordert.
Dergelijke beslissingen moeten op politiek niveau gebeuren, en liefst op
Europese schaal. Dezelfde specialisten spreken over een verziekte politiek die niet in
staat is beslissingen te nemen en die alle heil en redding van elders verwacht. Dat
elders is er niet. In plaats van de huidige grijze muizen hebben we dringend nood
aan verschillend gekleurde politieke partijen die elk hun eigen ideologie naar voor
schuiven in democratische concurrentie met andere ideologieën. Op dat vlak volg ik
generaal De Gaulle: “La politique ne se fait pas à la corbeille”, politiek gebeurt niet op
de beurs en economie moet ondergeschikt zijn en blijven aan de maatschappij, niet
omgekeerd. Dat er ingeleverd zal moeten worden, is overduidelijk – in het westen
leven wij zeer ver boven onze stand. Maar die inlevering moet de maatschappij ten
goede komen, niet de economie. Als u dit een verrassende uitspraak vindt, dan moet
u vooral heel erg verrast zijn over uzelf.
Vervolgens het individuele vlak. De vorige oplossingen zijn makkelijk omdat ze
aansluiten bij een intieme overtuiging: het is de schuld van De Ander, ik ben alleen
maar slachtoffer. Begrijp: die ander (de allochtoon, de profiterende werkloze, de
graaiende bankier, de meedogenloze manager) moet veranderen en dan wordt alles
terug beter. Helaas hebben we geen overtuigend vijandsbeeld meer (mocht er een
politieke partij zijn die daarop inzet, dan boekt die gegarandeerd succes). Bij gebrek
daaraan slaan we wild om ons heen, om daarna terug depressief in een hoekje weg
te kruipen. Daarmee zijn we meteen het perfecte spiegelbeeld van de beurs: ofwel
ADHD-opspringend, ofwel depressief in elkaar zakkend. De bipolaire stoornis – aka
manisch-depressieve psychose – is bij uitstek de aandoening van het neoliberalisme.
In beide gevallen zijn we ervan overtuigd dat de oorzaak buiten ons ligt, dat er
ergens een magische pil is of een nieuwe Führer die ons zonder eigen inspanning
zal verlossen van onze kwaal en van het kwade. Niet dus. En we beseffen nauwelijks
dat we daarmee exact hetzelfde doen als wat we onze politici verwijten. Zoals ik
hoger al zei: ondertussen zijn wij allemaal neoliberaal, de vijand zit in ons denken en
in ons gedrag, en het is vooral daar dat er een grondige verandering moet gebeuren.
Een eerste, belangrijke stap is het afstand nemen van het huidig cynisme
waarin mijn generatie vervallen is, het cynisme waarmee we de neoliberale
constructie voor exclusieve waarheid aannemen. Ja, het egoïstische, het
competitieve, het agressieve zit in de mens – de banaliteit van het kwaad is een
realiteit. Maar het altruïstische, het willen samenwerken, de solidariteit – de banaliteit
van het goede zit evenzeer in ons, en het is de omgeving die beslist welke
kenmerken er dominant naar buiten treden. En die omgeving maken wij grotendeels
zelf. Op de koop toe is er meer dan voldoende bewijs dat wij ons veel beter voelen
wanneer we iets betekenen voor een ander en daarvoor erkenning krijgen. Een
dergelijk geluksgevoel staat in schril contrast tot de typerende gemoedstoestand van
vandaag, met name depressive hedonia, depressief genot (een rake uitdrukking van
Mark Fisher).
Een depressief iemand is heel vaak depressief op grond van machteloosheid:
ik kan niets doen, niets helpt, het is de schuld van mijn genen, van mijn ongelukkige
jeugd. Vaak is dat tot op zekere hoogte juist, maar als overtuiging belet dit
verandering. Een depressieve patiënt kan slechts uit zijn depressie klimmen als hij
dat ander stuk aangrijpt, het stuk waar hij nog beslissingsrecht heeft en waar hij zelfeen bepaalde verantwoordelijkheid draagt. Dit geldt ook voor de depressieve
consument die wij vandaag allemaal zijn.
In plaats van consument moeten we terug burger worden. Als wij de politiek
willen onderwerpen aan het algemeen belang – en dat is meer dan ooit nodig – dan
moeten wij zelf dit algemeen belang naar schuiven in plaats van onze
privébesognes. En ook dat vraagt een grondige inlevering, die noodzakelijkerwijze
gepaard moet gaan met de uitbouw van een nieuwe ethiek. Nieuw omdat een
terugkeer naar die van vroeger zowel onmogelijk als niet wenselijk is. Bij wijze van
besluit geef ik daartoe een aanzet, geïnspireerd door de laatste lessen van Michel
Foucault (2004).
Een eigentijdse ethiek kan best aansluiten bij de hedendaagse
individualisering, met als sleutelbegrip de zorg voor zichzelf. In het licht van wat ik
verteld heb, klinkt dit zeer vreemd. Zijn individualisering en een overdreven zorg voor
zichzelf niet precies de oorzaken van de huidige ellende? Een dergelijke reactie toont
hoezeer het neoliberalisme ons ervan overtuigd heeft dat zorg voor zichzelf neerkomt
op puur materieel eigenbelang, en dus automatisch in concurrentie treedt met het
eigenbelang van de ander. Een dergelijke overtuiging is exact het tegenovergestelde
van de zorg voor zichzelf, omdat het voorbij gaat aan twee centrale vragen. Wat is
het goede leven voor mij? En hoe kan ik dat vormgeven in verhouding tot anderen?
Op die vragen zijn er nogal wat verschillende antwoorden mogelijk, maar daarbij zal
elk ethisch stelsel hetzelfde centrale element naar voor schuiven: het goede leven en
de vormgeving daarvan in de verhouding tot anderen moet gebaseerd zijn op
zelfbeheersing.
Dit staat lijnrecht tegenover de huidige verheerlijking van limietloos
consumeren en de verplichting tot groei. Zorg voor zichzelf komt steevast neer op
matiging en moed, waardoor men geen slaaf meer is van het eigen lichaam noch van
de ander, laat staan van de hedendaagse verplichting tot depressief genot. Op dat
vlak inleveren betekent kiezen voor het goede leven. Een dergelijke zorg voor
zichzelf leidt tot een bewust burgerschap, waardoor er een vervlechting komt met de
zorg voor de ander. Op zijn beurt zorgt dit voor zinverlening die met anderen gedeeld
wordt. Dat kan de basis vormen voor een collectief verzet, dat vandaag inderdaad
meer dan nodig is. Een collectieve burgerlijke ongehoorzaamheid tegen onethische
regels zal veel doeltreffender zijn dan een algemene staking die het huidige systeem
alleen maar sterker maakt.

Over Fordisme


Seminarie 1, inhaaltaak 1:

1.Fordisme slaat als term op een systeem, een economie van gebruikswaarde (waarbij functionaliteit belangrijk is), uitgewerkt door Henri Ford.
Dit syteem kent een aantal voorwaarden als materiële arbeid, het tijdsverloop en de context die vastliggen (immobiliteit) en het belang van de act (je moet iets doen).
Postfordisme is hier een uitloper van (vanaf de jaren '70), met als grote verschil dat de economie nu draait om het belang van de idee. Hieraan gekoppeld krijgen we andere voorwaarden als flexibiliteit, taligheid (uitleggen wat je doet ipv de act zelf) en mobiliteit (je werkt waar je wil, wanneer je wil). Belangrijke punten zijn het concept van de informaliteit die eerder als controleorgaan werkt, daarbij komt nog de notie van de opportuniteit als immorele act die steeds van groter belang blijkt.

Kunstenaar VS Postfordisme:

Gielen poneert dat de hedendaagse kunstenaar het prototype van de Postfordistische samenleving is. Deze kunstenaar werkt met zijn hoofd ipv zijn handen, het idee en het proces zijn steeds belangrijker dan het product, de taal om hget idee vast te leggen of uit te leggen is zijn werkformat én hij neemt constant opportuniteit (want daardoor kan hij steeds verder werken). Vervolgens stelt Gielen de hypothese: “De vroege moderne kunstwereld was de couveuse van het Postfordisme, sinds de jaren '70 werd kunst meer bedacht en geproduceerd binnen het kapitalistische ideeëngoed.” De sociale interactie in de wereld van curatoren, galerijen, musea, verzamelaars en kunstenaars onderling is zodus gebaseerd op een immateriële -ideeën- economie. Vervolgens stelt Gielen zich de vraag “Wat is een goed idee?”. Een goed idee moet 'nieuw' zijn, moet opportuun zijn , afhankelijk van de politieke en/of sociale context waarin het zich bevind of waarin het zal worden ge(her)plaatst, moet potentieel zijn én moet een belofte inhouden (die contractueel zal worden vastgelegd, maw, gekapitaliseerd). Vervolgens stelt Gielen zich de vraag in hoeverre de kunstscene zichzelf bewerkstelligt, immers, deze sociale organisatie is in wezen een mondiale plaats waarin de kunstenaars constant zelf productief is (denk aan de flexibiliteit). Hij citeert daarbij R. Florida die ooit stelde dat iedere natie, iedere samenleving een kunstscene nodig heeft omdat dit een economisch goed is. Wat is nu een kunstscene? Allesinds geen groep, geen subcultuur, geen categorie of geen specifieke doelgroep; maar wel een identiteit: een kunstscene deelt referenties, is zeer flexibel en gaat om intimiteit (zowel informeel als professioneel), is flexibel (zowel omwille van de controle als de functionaliteit). Daarbij zijn de notie gezien te worden (een idee is vergankelijk, je kan maar beter getuigen hebben die jou als eerste het idee zagen poneren) en de notie van vrijheid van belang (vrijheid maakt werk).

Ik zou een aantal zaken willen becommentariëren.

Gielen poneert dat de hedendaagse kunstenaar een Postfordistisch prototype is. Binnen de populaire (verankert binnen het kapitalistische systeem) kunstenaarsgroep die België rijk is (ik beperk me hier tot binnen onze landsgrenzen) klopt Gielen's stelling zeker. Toch zou volgens mij bijvoorbeeld Thierry Decordier of wijlen Dan van Severen en PhilippeVandenberg niet binnen dit plaatje passen: deze kunstenaars hebben hun leven lang de Postfordistische dans ontsprongen, meer nog: ze hebben hun strijd in hun discours en oeuvre laten weerklinken. Deze kunstenaars nemen geen deel aan de voorwaarden van het Postfordisme (mobiliteit,flexibiliteit, taligheid en zeker niet opportuniteit). Nee, meer nog, deze kunstenaars bleven ter plaatsen, in de couveuse van hun atelier, enkel in gezelschap van hun gedachten. Ze werkten op afgebakende tijdstippen, spraken weinig over hun ideeën of werk, werden niet gezien in de scene, dongen niet mee naar een plekje op The Wall of Fame. De vrijheid die hier aan te pas komt is een afgebakende vrijheid, één die het gevaar van zijn eigen vrijblijvendheid kent. Het is natuurlijk een kwestie van perceptie, maar vanuit een kapitalistisch Postfordistisch oogpunt zal de uitzondering allicht de regel bevestigen.
Vervolgens bedenk ik mij dat de context waarbinnen de kunstenaar een platform krijgt enkel vanuit een Postfordistische invalshoek benaderd wordt: Pipa koszereck schrijft in een pamflet1 dat binnen het kunstonderwijs de strategie wordt gehanteerd die werkgelegenheid voor de kunstenaar als eindoel biedt, dit past volgens mij mooi in het Postfordistische plaatje. Koszereck merkt daarbij op dat de student niet wordt klaar gestoomd voor het leven, als wel voor het werken. Ziehier de paradox. Hoe kan en idee van een jonge kunstenaar gehoor krijgen indien deze niet wenst mee te spelen in het Postfordistische spel? Want enkel binnen de regels van dit spel krijgt het 'goede' idee gehoor. Welke kunstenaar mag meedingen naar een wenselijke 'intieme band'tussen de curatoren, galleristen, musea oversten en collegakunstenaars? Welja, enkel zij die voldoen aan de Postfordistische formaliteiten. . Er zijn veel artikels die aangeven dat verborgen kunst-curricula verschillende soorten kunstenaars afleverd. David Sweet schrijft hierover hoe de ideologie rond het kunstonderwijsmodel sinds de jaren ’60 is veranderd. Het overwegende model is de idee-gebaseerde nadruk in combinatie met de identificatie van nieuwe trends. Jan Verwoert2 suggereert dat een internationaal circuit van kunstenaars en academici centraal staan in de kunstwereld, waardoor alle rest wordt gemarginaliseerd. Tot slot wil ik me de vraag stellen in hoeverre de hypothese van Gielen wel geld voor de hedendaagse jonge garde kunstenaars, die ongeacht de economische situatie waarbinnen België en Europa zich momenteel bevind een weg naar een niet-Postfordistisch platvorm vinden. Is het geen tijd om de navelstreng door te knippen?
1Alternatieve Kunstscholen - Pippa Koszerek
2Jan verwoert is een Belgische kunstkriticus, deze suggestie maakt deel uit van de tekst School’s Out!-? , geschreven door Verwoert. Over de politieke aard van kunst verwijs ik graag naar de film :A Crime Against Art , 2007 (waar Verwoert trouwens in ‘meespeelt’) en het aansluitend artikel hierop: Outsider wordt Insider: Het Politieke in de Kunst , te vinden op: http://metropolism.com/magazine/2007-no5/outsider-wordt-insider/