Seminarie 1, inhaaltaak 1:
1.Fordisme
slaat als term op een systeem, een economie van gebruikswaarde
(waarbij functionaliteit belangrijk is), uitgewerkt door Henri Ford.
Dit
syteem kent een aantal voorwaarden als materiële arbeid, het
tijdsverloop en de context die vastliggen (immobiliteit) en het
belang van de act (je moet iets doen).
Postfordisme
is hier een uitloper van (vanaf de jaren '70), met als grote verschil
dat de economie nu draait om het belang van de idee. Hieraan
gekoppeld krijgen we andere voorwaarden als flexibiliteit, taligheid
(uitleggen wat je doet ipv de act zelf) en mobiliteit (je werkt waar
je wil, wanneer je wil). Belangrijke punten zijn het concept van de
informaliteit die eerder als controleorgaan werkt, daarbij komt nog
de notie van de opportuniteit als immorele act die steeds van groter
belang blijkt.
Kunstenaar
VS Postfordisme:
Gielen
poneert dat de hedendaagse kunstenaar het prototype van de
Postfordistische samenleving is. Deze kunstenaar werkt met zijn hoofd
ipv zijn handen, het idee en het proces zijn steeds belangrijker dan
het product, de taal om hget idee vast te leggen of uit te leggen is
zijn werkformat én hij neemt constant opportuniteit (want daardoor
kan hij steeds verder werken). Vervolgens stelt Gielen de hypothese:
“De vroege moderne kunstwereld was de couveuse van het
Postfordisme, sinds de jaren '70 werd kunst meer bedacht en
geproduceerd binnen het kapitalistische ideeëngoed.” De sociale
interactie in de wereld van curatoren, galerijen, musea,
verzamelaars en kunstenaars onderling is zodus gebaseerd op een
immateriële -ideeën- economie. Vervolgens stelt Gielen zich de
vraag “Wat is een goed idee?”. Een goed idee moet 'nieuw' zijn,
moet opportuun zijn , afhankelijk van de politieke en/of sociale
context waarin het zich bevind of waarin het zal worden
ge(her)plaatst, moet potentieel zijn én moet een belofte inhouden
(die contractueel zal worden vastgelegd, maw, gekapitaliseerd).
Vervolgens stelt Gielen zich de vraag in hoeverre de kunstscene
zichzelf bewerkstelligt, immers, deze sociale organisatie is in wezen
een mondiale plaats waarin de kunstenaars constant zelf productief is
(denk aan de flexibiliteit). Hij citeert daarbij R. Florida die ooit
stelde dat iedere natie, iedere samenleving een kunstscene nodig
heeft omdat dit een economisch goed is. Wat is nu een kunstscene?
Allesinds geen groep, geen subcultuur, geen categorie of geen
specifieke doelgroep; maar wel een identiteit: een kunstscene deelt
referenties, is zeer flexibel en gaat om intimiteit (zowel informeel
als professioneel), is flexibel (zowel omwille van de controle als de
functionaliteit). Daarbij zijn de notie gezien te worden (een idee
is vergankelijk, je kan maar beter getuigen hebben die jou als eerste
het idee zagen poneren) en de notie van vrijheid van belang (vrijheid
maakt werk).
Ik
zou een aantal zaken willen becommentariëren.
Gielen
poneert dat de hedendaagse kunstenaar een Postfordistisch prototype
is. Binnen de populaire (verankert binnen het kapitalistische systeem)
kunstenaarsgroep die België rijk is (ik beperk me hier tot binnen
onze landsgrenzen) klopt Gielen's stelling zeker. Toch zou volgens
mij bijvoorbeeld Thierry Decordier of wijlen Dan van Severen en
PhilippeVandenberg niet binnen dit plaatje passen: deze kunstenaars
hebben hun leven lang de Postfordistische dans ontsprongen, meer nog:
ze hebben hun strijd in hun discours en oeuvre laten weerklinken.
Deze kunstenaars nemen geen deel aan de voorwaarden van het
Postfordisme (mobiliteit,flexibiliteit, taligheid en zeker niet
opportuniteit). Nee, meer nog, deze kunstenaars bleven ter plaatsen,
in de couveuse van hun atelier, enkel in gezelschap van hun
gedachten. Ze werkten op afgebakende tijdstippen, spraken weinig over
hun ideeën of werk, werden niet gezien in de scene, dongen niet mee
naar een plekje op The Wall of Fame. De vrijheid die hier aan te pas
komt is een afgebakende vrijheid, één die het gevaar van zijn eigen
vrijblijvendheid kent. Het is natuurlijk een kwestie van perceptie,
maar vanuit een kapitalistisch Postfordistisch oogpunt zal de
uitzondering allicht de regel bevestigen.
Vervolgens
bedenk ik mij dat de context waarbinnen de kunstenaar een platform krijgt
enkel vanuit een Postfordistische invalshoek benaderd wordt: Pipa
koszereck schrijft in een pamflet1
dat binnen het kunstonderwijs de strategie wordt gehanteerd die
werkgelegenheid voor de kunstenaar als eindoel biedt, dit past
volgens mij mooi in het Postfordistische plaatje. Koszereck merkt
daarbij op dat de student niet wordt klaar gestoomd voor het leven,
als wel voor het werken. Ziehier de paradox. Hoe kan en idee van een
jonge kunstenaar gehoor krijgen indien deze niet wenst mee te spelen
in het Postfordistische spel? Want enkel binnen de regels van dit
spel krijgt het 'goede' idee gehoor. Welke kunstenaar mag meedingen
naar een wenselijke 'intieme band'tussen de curatoren, galleristen,
musea oversten en collegakunstenaars? Welja, enkel zij die voldoen
aan de Postfordistische formaliteiten.
.
Er
zijn veel artikels die aangeven dat verborgen kunst-curricula
verschillende soorten kunstenaars afleverd. David Sweet
schrijft hierover hoe de ideologie rond het kunstonderwijsmodel
sinds de jaren ’60 is veranderd. Het overwegende model is de
idee-gebaseerde nadruk in combinatie met de identificatie van nieuwe
trends. Jan Verwoert2
suggereert dat een internationaal circuit van kunstenaars en academici
centraal staan in de kunstwereld, waardoor alle rest wordt
gemarginaliseerd.
Tot slot wil ik me de vraag stellen in hoeverre de hypothese van
Gielen wel geld voor de hedendaagse jonge garde kunstenaars, die
ongeacht de economische situatie waarbinnen België en Europa zich
momenteel bevind een weg naar een niet-Postfordistisch platvorm vinden. Is het geen tijd om de navelstreng door te knippen?
1Alternatieve
Kunstscholen - Pippa Koszerek
2Jan
verwoert is een Belgische
kunstkriticus, deze suggestie maakt deel uit van de tekst School’s
Out!-?
, geschreven door Verwoert. Over de politieke aard van kunst verwijs
ik graag naar de film
:A Crime Against Art ,
2007 (waar Verwoert trouwens in ‘meespeelt’) en het aansluitend
artikel hierop: Outsider
wordt Insider: Het Politieke in de Kunst ,
te vinden op:
http://metropolism.com/magazine/2007-no5/outsider-wordt-insider/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten