dinsdag 20 maart 2012

Over Fordisme


Seminarie 1, inhaaltaak 1:

1.Fordisme slaat als term op een systeem, een economie van gebruikswaarde (waarbij functionaliteit belangrijk is), uitgewerkt door Henri Ford.
Dit syteem kent een aantal voorwaarden als materiële arbeid, het tijdsverloop en de context die vastliggen (immobiliteit) en het belang van de act (je moet iets doen).
Postfordisme is hier een uitloper van (vanaf de jaren '70), met als grote verschil dat de economie nu draait om het belang van de idee. Hieraan gekoppeld krijgen we andere voorwaarden als flexibiliteit, taligheid (uitleggen wat je doet ipv de act zelf) en mobiliteit (je werkt waar je wil, wanneer je wil). Belangrijke punten zijn het concept van de informaliteit die eerder als controleorgaan werkt, daarbij komt nog de notie van de opportuniteit als immorele act die steeds van groter belang blijkt.

Kunstenaar VS Postfordisme:

Gielen poneert dat de hedendaagse kunstenaar het prototype van de Postfordistische samenleving is. Deze kunstenaar werkt met zijn hoofd ipv zijn handen, het idee en het proces zijn steeds belangrijker dan het product, de taal om hget idee vast te leggen of uit te leggen is zijn werkformat én hij neemt constant opportuniteit (want daardoor kan hij steeds verder werken). Vervolgens stelt Gielen de hypothese: “De vroege moderne kunstwereld was de couveuse van het Postfordisme, sinds de jaren '70 werd kunst meer bedacht en geproduceerd binnen het kapitalistische ideeëngoed.” De sociale interactie in de wereld van curatoren, galerijen, musea, verzamelaars en kunstenaars onderling is zodus gebaseerd op een immateriële -ideeën- economie. Vervolgens stelt Gielen zich de vraag “Wat is een goed idee?”. Een goed idee moet 'nieuw' zijn, moet opportuun zijn , afhankelijk van de politieke en/of sociale context waarin het zich bevind of waarin het zal worden ge(her)plaatst, moet potentieel zijn én moet een belofte inhouden (die contractueel zal worden vastgelegd, maw, gekapitaliseerd). Vervolgens stelt Gielen zich de vraag in hoeverre de kunstscene zichzelf bewerkstelligt, immers, deze sociale organisatie is in wezen een mondiale plaats waarin de kunstenaars constant zelf productief is (denk aan de flexibiliteit). Hij citeert daarbij R. Florida die ooit stelde dat iedere natie, iedere samenleving een kunstscene nodig heeft omdat dit een economisch goed is. Wat is nu een kunstscene? Allesinds geen groep, geen subcultuur, geen categorie of geen specifieke doelgroep; maar wel een identiteit: een kunstscene deelt referenties, is zeer flexibel en gaat om intimiteit (zowel informeel als professioneel), is flexibel (zowel omwille van de controle als de functionaliteit). Daarbij zijn de notie gezien te worden (een idee is vergankelijk, je kan maar beter getuigen hebben die jou als eerste het idee zagen poneren) en de notie van vrijheid van belang (vrijheid maakt werk).

Ik zou een aantal zaken willen becommentariëren.

Gielen poneert dat de hedendaagse kunstenaar een Postfordistisch prototype is. Binnen de populaire (verankert binnen het kapitalistische systeem) kunstenaarsgroep die België rijk is (ik beperk me hier tot binnen onze landsgrenzen) klopt Gielen's stelling zeker. Toch zou volgens mij bijvoorbeeld Thierry Decordier of wijlen Dan van Severen en PhilippeVandenberg niet binnen dit plaatje passen: deze kunstenaars hebben hun leven lang de Postfordistische dans ontsprongen, meer nog: ze hebben hun strijd in hun discours en oeuvre laten weerklinken. Deze kunstenaars nemen geen deel aan de voorwaarden van het Postfordisme (mobiliteit,flexibiliteit, taligheid en zeker niet opportuniteit). Nee, meer nog, deze kunstenaars bleven ter plaatsen, in de couveuse van hun atelier, enkel in gezelschap van hun gedachten. Ze werkten op afgebakende tijdstippen, spraken weinig over hun ideeën of werk, werden niet gezien in de scene, dongen niet mee naar een plekje op The Wall of Fame. De vrijheid die hier aan te pas komt is een afgebakende vrijheid, één die het gevaar van zijn eigen vrijblijvendheid kent. Het is natuurlijk een kwestie van perceptie, maar vanuit een kapitalistisch Postfordistisch oogpunt zal de uitzondering allicht de regel bevestigen.
Vervolgens bedenk ik mij dat de context waarbinnen de kunstenaar een platform krijgt enkel vanuit een Postfordistische invalshoek benaderd wordt: Pipa koszereck schrijft in een pamflet1 dat binnen het kunstonderwijs de strategie wordt gehanteerd die werkgelegenheid voor de kunstenaar als eindoel biedt, dit past volgens mij mooi in het Postfordistische plaatje. Koszereck merkt daarbij op dat de student niet wordt klaar gestoomd voor het leven, als wel voor het werken. Ziehier de paradox. Hoe kan en idee van een jonge kunstenaar gehoor krijgen indien deze niet wenst mee te spelen in het Postfordistische spel? Want enkel binnen de regels van dit spel krijgt het 'goede' idee gehoor. Welke kunstenaar mag meedingen naar een wenselijke 'intieme band'tussen de curatoren, galleristen, musea oversten en collegakunstenaars? Welja, enkel zij die voldoen aan de Postfordistische formaliteiten. . Er zijn veel artikels die aangeven dat verborgen kunst-curricula verschillende soorten kunstenaars afleverd. David Sweet schrijft hierover hoe de ideologie rond het kunstonderwijsmodel sinds de jaren ’60 is veranderd. Het overwegende model is de idee-gebaseerde nadruk in combinatie met de identificatie van nieuwe trends. Jan Verwoert2 suggereert dat een internationaal circuit van kunstenaars en academici centraal staan in de kunstwereld, waardoor alle rest wordt gemarginaliseerd. Tot slot wil ik me de vraag stellen in hoeverre de hypothese van Gielen wel geld voor de hedendaagse jonge garde kunstenaars, die ongeacht de economische situatie waarbinnen België en Europa zich momenteel bevind een weg naar een niet-Postfordistisch platvorm vinden. Is het geen tijd om de navelstreng door te knippen?
1Alternatieve Kunstscholen - Pippa Koszerek
2Jan verwoert is een Belgische kunstkriticus, deze suggestie maakt deel uit van de tekst School’s Out!-? , geschreven door Verwoert. Over de politieke aard van kunst verwijs ik graag naar de film :A Crime Against Art , 2007 (waar Verwoert trouwens in ‘meespeelt’) en het aansluitend artikel hierop: Outsider wordt Insider: Het Politieke in de Kunst , te vinden op: http://metropolism.com/magazine/2007-no5/outsider-wordt-insider/

Geen opmerkingen:

Een reactie posten